bij hartziekten. [i]Prof. M.
J. Oertel[/i] te München (1835—1897) was in de gelegenheid bij zich zelf (hij had een misvormde borst en een zwak, uitgezet hart) de goede resultaten waar te kunnen nemen van deze kuur, die in hoofdzaak gebruik maakt van drie middelen: 1e. terreinkuur;
2e. beperking van den toevoer van vloeistoffen (dranken en soepen);
3e. zweetkuur door stoombaden. Van deze drie is de terreinkuur de meest oorspronkelijke; deze bestaat in het tweemaal per dag afleggen van 5000 à 4000 passen op een geleidelijk stijgende helling. Al naar mate deze helling gelijk nul, zwak, sterker of zeer sterk is, onderscheidt men vier verschillende trappen. De lijder begint met zooveel schreden te doen als zijn krachten hem toe laten en strekt dan langzamerhand zijn oefeningen verder uit. Deze methode berust op het beginsel, dat een orgaan door regelmatig toenemend functionneeren wordt versterkt, mits men daarbij de grenzen van zijn vermogen niet overschrijde. Volgens sommigen is van deze behandeling alleen nut te verwachten bij de vettige ontaarding van het hart.