1. Neusbloeding, Epistaxis, ontstaat doordat de fijne bloedvaten van het neusslijmvlies bij overvulling met bloed of door verwonding scheuren. Aanleiding tot neusbloeden geven meestal slagen, stooten en andere beleedigingen van den neus, alsmede alles, wat den aandrang van bloed naar het hoofd vermeerdert (gebruik van spiritualiën, koffie, thee, overmatige lichaamsbewegingen, heftige gemoedsaandoeningen enz.) of wat den afvoer van bloed uit het hoofd bemoeilijkt (hart- en longziekten, sterk kropgezwel, te nauw sluitende boorden); bij het bestijgen van hooge bergen treedt neusbloeding op ten gevolge van de verdunning der lucht.
Veelal heeft men ook te doen met een ziekelijk lichte verscheurbaarheid der wanden van de bloedvaten, of met z.g. haemorrhagische diathese (zie aldaar), b.v. bij bloedvlekziekte, scheurbuik, bloederziekte, arteriosclerose (chronische ontsteking en verkalking der slagaderen). Verder komt N. veel voor bij witbloedigheid, bij nieraandoeningen (vooral schrompelnier), bij acute koortsige ziekten (typhus, influenza, roodvonk enz.), en bij aandoeningen van den neus zelf.Vele personen lijden aan z.g. habitueel neusbloeden, optredend bij de minste aanleiding, b.v. snuiten van den neus, lichaamsinspanning enz. Bij velen bestaat dan een klein zweertje op het neusslijmvlies, dat telkens weer aanleiding tot bloeding geeft. Meermalen is beschreven het optreden eener maandelijksche neusbloeding in plaats van de uitblijvende menstruaalbloeding (Vicarieerende menstruatie).
N. heeft in de meeste gevallen op zich zelf weinig beteekenis; in enkele gevallen kan zij echter zoo hevig zijn, dat gevaarlijke bloedarmoede optreedt; men merkt dit aan bleek worden van het gelaat, duizeligheid, oorsuizen, zwakker en sneller worden tran den pols. In dergelijke gevallen moet onmiddellijk een geneesheer gehaald worden.
Veelal kan de bloeding gestild worden, indien men den neusvleugel een tijd lang naar binnen, tegen het middenschot van den neus drukt. Dit helpt nagenoeg altijd, als men maar niet telkens ophoudt met drukken. Is deze methode in zeldzame gevallen niet voldoende, dan stoppe men het aangedane neusgat dicht met een propje watten, dat vrij diep ingebracht moet worden, maar zonder geweld (het kanaal loopt niet naar boven doch meer naar achter); deze watten moeten eenige uren blijven zitten, terwijl snuiten en blazen door den neus vermeden wordt, daar dit de bloeding weer zou doen ontstaan. Ook te veel spreken is schadelijk. In zware gevallen moet ook de achterste opening van den neus, die naar de keelholte voert, opge-
stopt worden, wat slechts door den geneesheer kan geschieden. Verder helpt: watten met adrenaline. Eventueel zweertje behandelen.
2. Verkoudheid, acute neuscatarrh, Coryza, Rhinitis catarrhalis acuta, de meest gewone neusaandoening, waarmede ieder mensch wel eens kennis heeft gemaakt, is een acuut verloopende catarrh van het neusslijmvlies, die van herhaald niezen, verstopt gevoel in den neus, het afvloeien van eerst slijmerige, later rijkelijker en waterige, soms ook slijmig-etterige vloeistof uit den neus, hoofdpijn en gestoord reukvermogen, soms ook van vermindering van den smaak en bij kinderen en zwakke personen ook met koorts vergezeld gaat. Ook het slijmvlies van het strottenhoofd, de luchtpijptakken, de voorhoofdsholten, de bovenkaaksholte en het oogbindvlies kunnen aan de catarrh deelnemen. De aandoening der bijholten van den neus (voorhoofdsholte, bovenkaaksholte, zeefbeencellen, wiggebeensholte) is kenbaar aan het optreden van hevige hoofd- en aangezichtspijnen. Ook voortplanting langs de oortrompet komt voor en veroorzaakt ontsteking van het middenoor (pijn in het oor, oorsuizen en hardhoorigheid).
Door de verstopping van den neus kan bij kinderen een belangrijke benauwdheid optreden, vooral bij zuigelingen, die dan althans gedurende het zuigen niet door den mond kunnen ademen. Door de voortdurende bevochtiging ontstaat niet zelden een eczeem der bovenlip; de kloofjes kunnen het uitgangspunt worden van belroos.
Verkoudheid is meestal een infectieziekte, waarvan het ontstaan in den regel door kouvatten bevorderd schijnt te worden. Zij kan ook door inademing van stoffige lucht en scherpe gassen veroorzaakt worden. Het gebruik van jodiumverbindingen (joodkalium) veroorzaakt bij vele menschen een neuscatarrh; eveneens hebben sommigen een idiosyncrasie voor ipecacuanha, en krijgen door den reuk daarvan een neuscatarrh. Hooikoorts (zie aldaar) is een rhinitis parenchymatosa.
Men behoedt zich het best tegen verkoudheid, indien men elke gelegenheid voor besmetting (omgang met verkouden personen) vermijdt. Is dit onmogelijk, dan kan men beproeven de smetstof onschadelijk te maken, door terstond na de ontmoeting met een lijder aan verkoudheid boorzuur als poeder of oplossing in den neus te blazen of te spuiten. De gewone verkoudheid vereischt geen bijzondere behandeling dan warm houden. Bij zwaardere verkoudheid moet men echter de kamer, soms zelfs het bed houden. Snuifpoeder met menthol of inademing van mentholdampen heeft dikwijls een goede werking. De bovenlip en de neusgaten beschutte men tegen wond worden door ze met vet (vaseline, cacaoboter, amandelolie) in te smeren.
Wie veel aan neuscatarrh lijdt, moet zich trachten te harden. Over de verkoudheid van zuigelingen zie men bij Kinderziekten.
3. Chronische neuscatarrh, Rhinitis chronica, die door zwelling van het neusslijmvlies, in het bijzonder van de onderste neusschelpen tot blijvende vernauwing van de neusgangen, aanhoudende afscheiding uit den neus, door den neus spreken, hoofdpijnen, zwaar gevoel in het hoofd enz. aanleiding geeft, vereischt in hardnekkige gevallen branden van het gezwollen slijmvlies door middel van galvanocaustiek en moet in het algemeen geneeskundig behandeld worden. Het inspuiten met water of boorzuuroplossing is niet voldoende, ja werkt dikwijls schadelijk. Vindt de catarrh haar grond in een algemeene ziekte, dan moet naast de plaatselijke ook een algemeene behandeling plaats hebben. Een veel voorkomende bron van chronische ontsteking in de bovenkaaksholte en de aangrenzende organen, den neus zelf, de oortrompet, het middenoor en de keel, is de woekering en chronische ontsteking der keelamandelen. De lijders halen hierbij adem door den mond en niet door den neus, zij zijn meestal hardhoorig en lijden veel aan hoofdpijn en oorpijn (door ontsteking van het middenoor). Door een kleine operatie is deze aandoening meestal te genezen.
4. Ozaena, Stinkneus, waarbij zich uit den neus een onaangename, voor de omgeving en soms ook voor den zieke zelf zeer lastige lucht ontwikkelt, berust dikwijls op syphilis, tuberculose of scrophulose. Het neusslijmvlies wordt hierbij atrophisch (dun), zoodat de neusgangen verwijd worden, en is bedekt met wankleurige korsten. Dikwijls komt het tot diepgaande zweren en zelfs versterf der neusbeenderen; in het laatste geval zinkt de neusrug in en ontstaat de z.g. zadelneus (zie aldaar). De rijkelijk afgescheiden producten hebben groote neiging tot rotting, en veroorzaken daardoor den vaak ondraaglijken stank, die intusschen den lijder zelf meestal weinig hindert.
Van de geheimmiddelen, die tegen Ozaena worden aanbevolen, moet men geen heil verwachten; de ziekte eischt veeleer een meestal langdurige plaatselijke behandeling en bij aanwezigheid van syphilis een algemeene. Hier kan het herhaald uitspoelen van den neus met groote hoeveelheden van een oplossing van keukenzout aanbevolen worden, om de rottende stoffen te ontlasten. Verder voorzichtige uitspuitingen met antiseptische vloeistoffen, terwijl in sommige gevallen het penseelen van het slijmvlies de voorkeur verdient.
5. Syphilitische zweren en gummata van het neusslijmvlies kunnen bij verwaarloozing zeer licht versterf van de beenderen van den neus en daardoor een leelijke misvorming van het gelaat doen ontstaan (zadelneus). Spoedige hulp is hier dringend geboden; de syphilislijder winne dus onmiddellijk geneeskundigen raad in en late zijn algemeene ziekte grondig behandelen.
6. Neuspoliepen zijn langzaam groeiende, gezwelachtige woekeringen van het neusslijmvlies, die zich in alle deelen der neusholte kunnen ontwikkelen, bijzonder dikwijls echter in het bovenste en voorste gedeelte der neusholte (vooral aan de middelste neusschelp) voorkomen. Ook vindt men ze wel in de bijholten van den neus. Zij kunnen allengs zulk een grootte bereiken, dat zij door de achterste neusopeningen in de keelholte groeien, of ook wel door de neusgaten naar buiten komen. De bezwaren, door neuspoliepen veroorzaakt, bestaan voornamelijk in verstoptheid van den neus, zoodat de lijder meestal door den mond moet ademhalen en opvallend door den neus spreekt, in een vermeerderde afscheiding en dikwijls ook in herhaalde neusbloedingen. Neuspoliepen ontstaan het meest door chronische, met zwelling van het slijmvlies verbonden neuscatarrh en worden soms in zeer grooten getale bij een persoon aangetroffen. De behandeling bestaat meestal in de operatieve verwijdering van de poliep met z.g. polieptangen of door galvanocaustiek. Behalve deze weeke poliepen komen nu en dan ook harde voor.
7. Vreemde lichamen geraken volstrekt niet zelden in de neusholte; meestal zijn het erwten, boonen, steentjes, kralen, knoopen enz., die door kinderen spelende in den neus gestoken worden (soms ook wel door krankzinnigen) en dikwijls maanden lang in de diepte der neusholte verborgen liggen, zonder dat hun aanwezigheid aldaar ontdekt wordt. Zij verwekken gewoonlijk chronische neuscatarrh met onaangenaam riekende uitvloeiing, soms ook nu en dan bloedingen; men moet derhalve bij chronische éénzijdige neuscatarrh van kinderen altijd aan de mogelijkheid van zulke vreemde lichamen denken. Soms worden kalkzouten er omheen afgezet en ontstaan neussteenen (rhinolithen). De verwijdering ervan geschiedt door niezen, wat men door kittelen van den neus of door niesmiddelen opwekt; ook door uitspoeling of neusdouche van uit de niet verstopte zijde; bereikt men hierdoor het doel niet, dan moeten pincetten of lepelvormige instrumenten te hulp komen; de verwijdering worde echter overgelaten aan den arts daar zij ernstige gevolgen hebben kan. Erger zijn de verschijnselen, die door het binnendringen van dieren in de neusholte veroorzaakt worden. Voornamelijk zijn het vliegen, die in de neusgaten van menschen, die in de open lucht slapen en reeds aan stinkende uitvloeiing lijden, hun eitjes leggen, waaruit zich larven ontwikkelen, die soms naar de hersenen doordringen en den dood veroorzaken; ook duizendpooten, oorwormen, spekkevers en andere insecten kruipen soms in den neus van slapende menschen. In de tropen, hoofdzakelijk in Cayenne en Mexico, wordt een vlieg gevonden, die ook in gezonde neuzen binnendringt en daar haar eitjes legt, waaruit zich 14 dagen later de ongeveer 15 m.m. lange larven ontwikkelen. De verschijnselen bestaan voornamelijk in buitengewoon hevige pijnen in het hoofd, het voorhoofd en de wangstreek, die den zieke tot vertwijfeling en tot zelfmoord kunnen drijven. De behandeling moet voor de verwijdering of dooding van de binnengedrongen parasieten zorgen, wat eerst, wel zonder veel uitzicht op succes, door het opwekken van niezen en uitspoelen van den neus kan beproefd worden. De arts verwijdert de parasieten met pincetten, als hij ze door middel van den neusspiegel te zien krijgt. Toepassing van cocaïne bewerkt vermindering der ontsteking en der zwelling, en vergemakkelijkt hier evenals in alle moeilijke gevallen aanmerkelijk het onderzoek en de behandeling van den neus, èn voor den arts èn voor den patiënt.
8. Misvormingen van den neus. In zeldzame gevallen ontbreekt de neus geheel. Meer komt voor een aangeboren vernauwing of sluiting der neusgaten. Soms is de neus door een gleuf tusschen de neusgaten in tweeën gedeeld (z.g. doggenneus). Van grooter practische beteekenis is de scheefstand van het neustusschenschot; dit staat bij slechts 2 pCt. van alle menschen onberispelijk recht. De scheefstand is zelden vóór het 6e levensjaar zichtbaar en bereikt zijn maximum tegen het 17e en 20e jaar. Behalve het kraakbeenig tusschenschot is dikwijls ook het ploegschaarbeen verbogen. De bezwaren bestaan voornamelijk in bemoeilijkte ademhaling door den neus, en treden het sterkst op, wanneer
de lijder in den slaap op de goede zijde ligt, zoodat deze wordt ingedrukt. Het uitstekend gedeelte van het tusschenschot moet worden weggenomen, hetzij met het mes, hetzij door galvanocaustiek of electrolyse. Zie ook Zadelneus.
9. Ziekten van den uitwendigen neus. Aan den neusingang komt vooral bij klierachtige kinderen en bij neuscatarrh dikwijls eczeem voor. Verder kan een chronische ontsteking voeren tot een knobbelige verdikking van den neustop (rhinophyma). Hiertoe behoort ook de roode neus bij drankmisbruik (koperneus), waarbij tevens de bloedvaten uitgezet zijn. De neus kan bij deze aandoeningen een zeer aanzienlijke grootte bereiken; Guérin zag er een met een lengte van 16 c.M. en een breedte van 22 c.M. Een andere aandoening van den neus, acne rosacea, is besproken bij Aangezichtsvin. Onder Rhinoscleroom verstaat men een eigenaardige, het eerst door Hebra in 1870 beschreven aandoening, waarbij harde knobbels in de huid en het slijmvlies van den neus gevormd worden. Deze ongeneeslijke, maar langzaam verloopende ziekte werd tot nu toe alleen in Oostenrijk en Zuid-Rusland waargenomen. De ziekte gaat van den neus over op de omringende deelen, ook wel omgekeerd. Men heeft in het rhinoscleroom typische bacillen gevonden.