een eitwitstof, behoorende tot de nucleoalbuminen, aanwezig in de melk, gewoonlijk
kaasstof (caseine) geheeten; door zuren wordt het in gecoaguleerden (gestolden) toestand uit de melk neergeslagen. In zuiver water is het bijna onoplosbaar; in een verdunde oplossing van alcaliën lost het daarentegen gemakkelijk op. Het komt voor in moedermelk, en wel des te meer naarmate de bevalling langer geleden is (1.5—3 pCt.). Voegt men bij melk een paar droppels zoutzuur of een stukje leb (slijmvlies uit de maag van het kalf), dan scheidt zich het M. als een vlokkige massa af, die de vetbolletjes insluit, zoodat men een heldere vloeistof, de z.g. wei, overhoudt; daarin zijn nog een weinig albumine, melksuiker en de zouten der melk (grootendeels phosphaten) aanwezig.