Calvities, noemt men het geheel of gedeeltelijk verdwenen zijn van het hoofdhaar. Een aangeboren K. komt in zeldzame gevallen voor bij algemeenen gebrekkigen aanleg der haren.
Het uitvallen der haren kan een deel uitmaken van de veranderingen, die de huid door ouderdom ondergaat. Deze ouderdomskaalhoofdigheid (Alopecia senilis) begint óf op de kruin, óf aan voorhoofd en slapen, soms op beide plaatsen tegelijk. De oorzaak is misschien een te gronde gaan der bloedvaten van de haarwortels, of schrompeling der haarscheeden.Het uitvallen van het haar bij jongere personen (Alopecia praematura) kan het gevolg zijn van bepaalde ziekten, of schijnbaar op zich zelf staand optreden.
1. Alopecia symptomatica, K., optredende óf na zware algemeene ziekten (b.v. typhus, roodvonk, kraamvrouwenkoorts, en vooral ook in het 1e stadium van syphilis), óf bij bepaalde aandoeningen van de huid van den schedel (belroos, eczeem, lupus, hoofdzeer, herpes tonsurans). In het eerste geval is het uitvallen van het haar meestal over het geheele hoofd gelijkmatig verspreid en niet volkomen, daar een deel der haren blijft staan; van bepaalde K. kan men hier dus eigenlijk niet spreken. In het 2e geval vinden we de K. optredende in plekken; na de genezing der huidziekte treedt in den regel nieuwe beharing op, behalve bij lupus, hoofdzeer en enkele zware gevallen van herpes tonsurans, die te laat in behandeling komen, of niet behandeld zijn.
2. Alopecia idiopathica, de zelfstandig optredende K. Hiertoe behooren: a. Alopecia jurjuracea of roos, Pityriasis capitis, haaruitval gepaard met vorming van grootere en kleinere schubben op de overigens normaal gekleurde huid, en jeuk. De schubvorming berust volgens Hebra op seborrhoe, volgens anderen op een afwijking in het verhoorningsproces der huid. Het verloop dezer aandoening is zeer chronisch, dikwijls wisselen tijdperken van verbetering en verergering met elkaar af. In het begin heeft groei van nieuwe haren plaats, langzamerhand wordt het verlies echter grooter dan de aanmaak, de haren zelf worden dunner en gelijken op wolhaar (lanugo), tot ten slotte ook dit verdwijnt. Men kan het proces alleen tot staan brengen door een vroegtijdig ingestelde en onvermoeid voortgezette behandeling, in hoofdzaak bestaande in spiritueuse en antiseptische wasschingen. Een goed middel bestaat b.v. uit salicylzuur, glycerine en spiritus.
Voortdurende aanwending is echter bij alle middelen een vereischte.
b. Alopecia areata, Area Celsi, Porrigo decalvans; hier vallen de haren uit op omschreven ronde plaatsen met normale, niet schilferende huid. De plekken kunnen zich vergrooten en samenvloeien, waardoor de ronde vorm gedeeltelijk verloren gaat. Deze K. is zelden blijvend; komt het proces na eenige maanden tot stilstand, dan verschijnt eerst wolhaar, daarna komen er weer gewone haren. De behandeling, voor zoover noodig, bestaat in spiritueuse wasschingen.