Gepubliceerd op 14-06-2022

Hersengezwel

betekenis & definitie

Tumor cerebri. Deze gezwellen komen het meest voor op middelbaren leeftijd, meer bij mannen dan bij vrouwen. Oorzaken van het ontstaan zijn zoo goed als onbekend.

Zij bedreigen het leven zelden door hun kwaadaardige natuur, maar wel door hun zitplaats. De meest voorkomende soorten zijn het glioom, sarcoom, gumma, carcinoom, psammoom en de tutberkel. Het glioom, een vaatrijk, week gezwel, bestaande uit zenuwsteunweefsel, komt het meest voor in de mergsubstantie van de halfronden der groote hersenen, en ontwikkelt zich meestal solitair. Het sarcoom gaat bijna nooit uit van de hersenen zelf, doch van het harde hersenvlies of van de schedelbeenderen en hun beenvlies; het komt voornamelijk voor aan de schedelbasis. Zoowel voor gummata als voor tuberkels zijn de hersenen een geliefkoosde zitplaats. Beide doen zich voor als scherp omschreven, op doorsnede kaasachtig gele gezwelletjes.

Het gumma gaat meestal oorspronkelijk uit van het harde hersenvlies, de tuberkels zitten bij voorkeur in de hersenschors, in de kleine hersenen en aan de brug van Varol. Het carcinoom (kankergezwel) ontstaat in de hersenen zeer zelden primair, maar is bijna altijd een metastase (uitzaaiing of dochtergezwel), vooral van kanker van borst of longen. Het psammoom komt zeldzamer voor; het is een klein hard gezwelletje, dat kalkconcrementen bevat en dikwijls zonder verschijnselen verloopt.De symptomen, door een hersentumor veroorzaakt, moeten worden onderscheiden in algemeene en plaatselijke of haardverschijnselen. De algemeene zijn een gevolg van de verhooging van den druk in de schedelholte, door de groeiende nieuwvorming. Een der regelmatige verschijnselen is een doffe, diepzittende hoofdpijn, die het geheele hoofd inneemt; soms is een deel van den schedel bij bekloppen pijnlijk. Een zekere mate van versuffing komt in den regel voor; de gelaatsuitdrukking heeft dikwijls iets stompzinnigs, de spraak wordt langzaam, het geheugen neemt af. Vele hersengezwellen veroorzaken ook een gevoel van duizeligheid en braken, voornamelijk des morgens. De pols is in den regel verlangzaamd.

De oog-zenuw wordt eveneens door den verhoogden druk aangedaan, zoodat men in de meeste gevallen bij onderzoek met den oogspiegel een z.g. stuwingspapil waarneemt. De algemeene lichaamstoestand gaat in den regel achteruit.

De haardverschijnselen hangen natuurlijk geheel af van de plaats, waar het gezwel zich ontwikkelt. In het algemeen kan men zeggen, dat gezwellen van de groothersenhalfronden in den regel een halfzijdige verlamming, die aan de schedelbasis meestal verlammingsverschijnselen in het gebied der hersenzenuwen veroorzaken, terwijl tumoren der kleine hersenen vergezeld gaan van achterhoofdspijn, sterk uitgedntkte duizeligheid, tuimelenden gang, enz.

Het algemeen verloop is in den regel zeer langzaam, slechts het optreden van een bloeding kan dit bespoedigen. De dood volgt meestal na 1—2 jaar of na langer tijd. Genezing komt alleen voor bij gummata, en wellicht bij de tuberkels. Kan de plaats waar het gezwel zit uit den aard der verschijnselen met eenige zekerheid worden bepaald, dan is een operatie in den regel aangewezen; is dit niet mogelijk dan moet, daar Syphilis als oorzaak bijna nooit met zekerheid is uit te sluiten, een antisyphilitische behandeling worden toegepast.

< >