Agonie. Een afloop van het levensproces, waarbij de sterfverschijnselen een duidelijk waarneembaar begin en een meer of minder scherp afgebakend verloop hebben. Zij bestaan in teekenen van beginnende en voortgaande verlamming van het zenuw- en spierstelsel, vermengd met de symptomen der voorafgaande ziekte.
Het verloren gaan der spierspanning veroorzaakt het ingevallen z.g. Hippocratische gelaat (levenlooze, ingezonken, half gesloten oogen; spitse, smalle neus met ingezonken vleugels; wangen en mondstreek slap, gerimpeld; mond half geopend, kin spits).De bewegingen zijn bevend en krachteloos (bevende, zwakke spraak, onrust der spieren en een eigenaardige huppelende beweging der pezen). De ademhaling is oppervlakkig, zwak, langzaam en moeilijk, eindelijk houdt zij op (met reutelen); verlamming van den slokdarm (drank vloeit met een klokkend geluid in de maag, vaste stoffen blijven steken). De samentrekkingen van het hart worden steeds zwakker en onduidelijker; de pols wordt klein en snel; de sluitspieren aan de natuurlijke openingen verslappen (ontlasting en urine gaan onwillekeurig af); koude en somwijlen koudkleverig zweet trekken van de verste lichaamsuiteinden naar den romp op, de gezichts- en gehoorzin verdwijnen; bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop houden langzamerhand geheel op en het leven is afgeloopen. Zoodra ademhaling en bloedsomloop onregelmatig en zwakker worden, hoopt het koolzuur zich in het bloed op en werkt als een weldadig verdoovend gif, doordien het de hersenen gevoelloos maakt en spoedig een toestand voortbrengt, zooals aan het slapen vooraf gaat, of zooals bij een opium- of anderen narcotischen roes voorkomt. De doodsstrijd duurt zelden langer dan één- of tweemaal 24 uren. De Grieken beschouwden dezen toestand als een strijd tusschen de machten van leven en dood, aan welke opvatting de naam zijn ontstaan te danken heeft.