Gepubliceerd op 14-06-2022

Beenontsteking

betekenis & definitie

Een onderscheiding der B. in ontsteking van het beenvlies (periostitis), van de eigenlijke beenzelfstandigheid (ostitis) en van het beenmerg (osteomyelitis) is een kunstmatige, daar deze drie bestanddeelen van het been zoo innig met elkaar samenhangen, dat een ontsteking van een dier deelen afzonderlijk nauwelijks voorkomt. Toch worden de uitdrukkingen periostitis en osteomyelitis nog zeer veel gebruikt en geeft men daarmede te kennen, dat óf het beenvlies óf het beenmerg voornamelijk zijn aangedaan.

De acute ontsteking van het beenmerg, osteomyelitis acuta, wordt veroorzaakt door het, in den regel langs de bloedbaan, binnendringen van bacteriën in het beenmerg; in de eerste plaats komt hiervoor een bepaalde bacteriesoort, de staphylococcus aureus, in aanmerking. Deze aandoening treedt meestal op bij jeugdige, nog in hun groei zijnde personen, en we! bij gezonden of in het verloop eener infectieziekte (longontsteking, typhus enz.). Het begin is plotseling, met ernstige verschijnselen, die dikwijls aan typhus doen denken (digestiestoornissen, hooge koorts). Daarbij treden op een bepaald punt van het skelet pijn en zwelling op, die in de volgende dagen nog toenemen. In de meeste gevallen treedt spoedig ettervorming op, zoowel in het beenmerg als tusschen been en beenvlies. Dit laatste wordt daardoor van het been losgewoeld, hetgeen stoornis in de voeding van het beenstuk en gedeeltelijk versterf tengevolge heeft.

Het afgestorven been wordt dan langzamerhand afgestooten en vormt dan een z.g. sequester. De gevormde etter wordt zelden geresorbeerd; in den regel zoekt zij een uitweg door de huid naar buiten; hierdoor ontstaan fistelgangen, die blijven afscheiden, en niet tot genezing te brengen zijn, voor het doode beenstuk, dat in de diepte ligt, verwijderd is (sequestrotomie). In het begin der ziekte is de behandeling een ontstekingwerende (hoogligging, koude omslagen, ijs). Naast het hierboven beschreven acute verloop ziet men sommige gevallen van den aanvang af meer slepend verloopen; deze zijn moeilijk te onderscheiden van tuberculose of syphilis van het been. Aan dergelijke chronische gevallen van beenontsteking, vooral wanneer zij op tuberculose berusten, geeft men wel den naam van caries of beeneter.

De ontsteking van het beenvlies, periostitis, komt, zooals gezegd, uiterst zelden afzonderlijk voor. De acute vorm kan veroorzaakt worden door uitwendige beleediging (kneuzing), inwerking van vocht en koude, voortplanting van een ontstekingsproces in de omgeving (b.v. periostitis van het scheenbeen bij beenzweer), of ook wel door algemeene oorzaken, n.l. rheumatiek en vooral syphilis. ZIJ komt meest voor aan de lange pijpbeenderen, vooral aan het scheenbeen, en is gekenmerkt door meestal vrij hevige pijn, zoowel spontaan als bij druk, en het optreden van een deegachtige of hardere zwelling (met roodheid en warmte) der weeke deelen ter plaatse. Soms bestaat koorts, die zelfs een aanzienlijke hoogte kan bereiken, wanneer verettering intreedt. Dit laatste komt vrij dikwijls voor, en heeft meestal dood (versterf) van een gedeelte van het been ten gevolge. In andere gevallen gaat het proces over in resorptie (opslorping), of in den chronischen vorm.

De behandeling bestaat in rust, hoogligging, ijs, enz.; eventueel ook in bestrijding der oorzaak, terwijl in een aantal gevallen chirurgisch ingrijpen noodzakelijk is. De chronische periostitis berust meestal op syphilis, maar kan overigens dezelfde oorzaken hebben als de acute. Zij begint met een geringe, omschreven, weinig pijnlijke zwelling in het verloop van een beenstuk, die, aan zich zelf overgelaten, op den duur overgaat in verweeking en verettering. De behandeling bestaat in rust, Priesnitz’sche verbanden, blauwe kwikzalf enz.

< >