Couleur

betekenis & definitie

kleur; tint; verf; schijn, voorwendsel; couleurs, kleuren [v. dame], livrei; vlag; leugens; couleur chair, vleeskleurig; couleur locale, locale kleur; pâles couleurs, bleekzucht; couleur à l'eau, waterverf; couleur à l’huile, olieverf; couleur de rosé, rooskleurig; je ne connais pas la couleur de son argent, ik heb nooit iets van hem kunnen loskrijgen; donner de la couleur, kleur bekennen; de couleur, gekleurd; gens de couleur, kleurlingen; tablier de couleur, bonte schort; impression (photographie) en couleurs, kleurendruk (-photographie); mettre en couleur, kleuren; sans couleur, kleurloos; sous couleur de, onder voorwendsel van.