Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Chair

betekenis & definitie

vlees, vruchtvlees; les chairs, het naakt [in de kunst]; chair à canon, kanonnenvlees; hacher menu comme chair à pâté, fijnhakken, in stukjes hakken; chair de sa chair, zijn eigen vlees en bloed; chair de poule, kippenvel; être de chair, ook maar een mens zijn; être bien en chair, goed in zijn vlees zitten; en chair et en os, in levenden lijve.

< >