Snuf is in de betekenis 'borrel' in 1956 voor het eerst gevonden, in de verbinding een hap snuf. Deze uitdrukking werd door zeelieden gebruikt en zal zijn ontstaan onder invloed van een hap snert, een verbinding die in de 19de eeuw is gesignaleerd onder soldaten en mariniers voor 'een glas jenever'. Men sprak ook van een hap scheepsgaren.
Onlangs is in Noord-Brabant de borrel naam snufke gehoord. Snuf gaat terug op het werkwoord snuffen 'onmatig drinken', dat al in 1836 is opgetekend. Men zei ook hij is snuf of hij heeft een snuif op voor 'hij is dronken'. In Oost-Vlaanderen zei men, om hetzelfde uit te drukken, snof of snuf zijn of een snuif(ke) opheb- ben. In het Engels wordt snijf'snuifje' niet alleen gebruikt voor 'cocaïne', maar ook voor 'slokje sterke drank'.