Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

ponem, porem

betekenis & definitie

gezicht

In 1858 voor het eerst opgetekend, in het levensverhaal dat ‘een ontslagen gevangene’ vertelde aan mr. C.J.N. Nieuwenhuis. Het komt hierin voor in de verbinding alionoves porum (‘uitgestreken gezicht’). In 1890 gevonden als porem en in 1906, in De Boeventaal van Köster Henke, als ponum én ponem. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzinnen: ‘Dat niese heeft een joven ponem’ (‘die meid heeft een knap gezicht’) en ‘Koo, de kippenboer wist dat joven ponempie mee naar de val te voeren’ (hier overdrachtelijk voor ‘die knappe meid’). Via het Jiddische ponem (‘gezicht’) ontleend aan het Hebreeuwse panim (‘voorkant, aangezicht’).

Ponum is in diverse samenstellingen aangetroffen, waaronder geinponem (1899, ‘geestigheids-gezicht, iemand die gaarne geestigheden ten beste geeft’), gotspe-ponem en goetspo-ponim (‘onbeschaamheids-gelaat, brutaal mensch’), miesponem (1899, ‘leelijk aangezicht, leelijkert’), schein-ponem (1899, ‘mooi aangezicht, vaak ironisch’) en pestponum (1937, ‘onaangenaam gezicht’, of zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal het formuleert: ‘in de platte taal, als geringschattende benaming voor iemands gezicht’).

Als min of meer vaste verbindingen zijn aangetroffen z’n porum drukken voor ‘zich wegmaken’, geen porem voor ‘geen gezicht’ en Porum Benauwd voor ‘bangerik’. Men zegt of zei ook het porumt niet voor ‘dat past, staat, tóónt niet’. Aanvankelijk werd ponem in de geraadpleegde primaire bronnen soms ook voor ‘neus’ gebruikt.

• ‘Op het laast, mens, werd ik toch so vals, dat ik een natte onderbroek van me kerel greep en hem daarmee een haal over zijn porum gaf.’ ¶ K. Groen, Dode getuigen (1952), p. 35
• ‘Ik ga met ’m uit eten in de stad. Je krijgt dan de fijnste dingen voor je porem gedraaid en ze ruimen de restanten nog voor je op ook.’ ¶ A. de Vink, Tieren en tierelantijnen (1967), p. 34
• ‘Ik merk het toch aan mezelf: als ik een parfumeriezaak binnenkom en er staat een jong grietje achter de toonbank, dan zal ik daar méér bij kopen dan bij de drogist op de hoek met z’n kale kop, z’n uitgestreken porem en z’n stofjas aan.’ ¶ M. van Amerongen, De roerige wereld van Pistolen Paul (1968), p. 121. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.

< >