portemonnee
In deze betekenis in 1906 voor het eerst aangetroffen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Het gaat hier om een verkorting van platvink, dat al in 1860 is opgetekend, eveneens voor ‘portemonnee’. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzin: ‘Hij wipte een vinkie.’ Men zei ook een vink(ie) lichten of slaan. In 1937, in De Gabbertaal, vermeldt Van Bolhuis schijtvink voor ‘beurs of portefeuille met weinig of geen geld’ (en tevens voor ‘bangerd, sul’).
Vergelijk platvink.
• ‘Nee, pèrfèstèr,’ lijsde ze nog eens, ‘kletse wil je, omdat d’r weer een van dat #mesjoggene gajes is, dat naar je luistere komp, omdat Leip weer ’n vinkie geslage heit.’ ¶ Jan Feith, Het verhaal van den dief (1909), p. 16
• ‘Komt morge terecht; je durft toch ook wel ’n vinkie te lichte?’ ¶ M.J. Brusse, De generaal (1915), p. 38
• Het onvermijdelijke moment dat zo’n man op zijn gezicht valt, wordt hij door cakewalkbediende no. één behulpzaam overeind gezet, terwijl onmiddellijk de portefeuille uit de achterzak wordt gelicht. Cakewalkbediende no. één laat de vink vlug vallen, waarna cakewalk-bediende no. twee hem voorzichtig met het voetje in een gleuf in het plankier schuift. ¶ Tonio Hildebrand, Het gaat niet om geld (1973), p. 16
platvink