zeggen, vertellen
In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Als vaste verbinding vermeldt Van Bolhuis smakkies mozeren voor ‘ongestoord praten, veilig overleggen’. Endt en Frerichs vermelden mozeren in 1974 in hun Bargoens woordenboek in de betekenissen ‘praten, roddelen’ en ‘te veel praten, verraden’ en geven als voorbeeldzin: ‘Je mozert bijna net zo goed as je vreet.’
Vergelijk moser.
• Nu had Ham in den #herrikiet [café, herberg] horen mozeren, wat of ’t goed had opgebracht. ¶ H. van Aalst, Onder martieners en bietsers (1947), p. 59. De schrijver verklaart de betekenis (‘praten) in een voetnoot.
• ‘Toch wel, mevrouw. Roddelen is verbasterd Jiddish, dat in de taalschat van de penozejongens is opgenomen en, als een verfijnde onderscheiding van mozeren en poekelen, wordt gebezigd.’ ¶ Willem van Iependaal, Volkstaal en volkshumor (1956), pp. 38-39
moser