Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Ziekten van nieren en urinewegen

betekenis & definitie

De ziekten van nieren en urinewegen verraden zich soms al in de anamnese door kenmerkende klachten, b.v. pijnen die samenhangen met het urineren. Een enkele maal kunnen wij deze afwijkingen ook door het lichamelijke onderzoek op het spoor komen.

Soms zal b.v. het opgezette gelaat van een patiënt de arts aan een nierziekte doen denken en wanneer er een gezwel in een nier is ontstaan, kan men deze afwijking door betasting van de nierstreek herkennen. Het belangrijkste is hier evenwel het chemische en microscopische urine-onderzoek.Dit urine-onderzoek is trouwens niet alleen voor de herkenning van de ziekten van de urinewegen van waarde. Ook allerlei ziektetoestanden elders in het lichaam kunnen zich verraden door afwijkin- gen in de urine: de gezonde nier laat b.v. suiker in de urine passeren, wanneer bij suikerziekte het suikergehalte van het bloed verhoogd is, en bij ziekten van de lever kan er galkleurstof en urobiline in de urine verschijnen. Daarom behoort het urine-onderzoek niet alleen bij het gespecialiseerde onderzoek van de nier, maar is het een onderdeel van het algemene routine-onderzoek.

Het onderzoek van de urine omvat allereerst het onderzoek op de aanwezigheid van eiwit. De normale nieren scheiden wel water, zouten en talrijke afbraakproducten van de stofwisseling zoals ureum en urinezuur uit het bloed af, maar houden het eiwit, dat zich in het bloed bevindt, volledig tegen. Wanneer we dan ook eiwit in de urine vinden, mogen we i.h.a. zeggen dat er een afwijking van de nieren bestaat, ook al kan deze van volkomen onschuldige aard zijn.

Even belangrijk is het microscopische onderzoek van de urine. De urine wordt tevoren gecentrifugeerd om de vaste bestanddelen in de vorm van het urinesediment neer te slaan en te concentreren. De normale urine bevat slechts een gering aantal witte bloedlichaampjes en soms epitheelcellen; wanneer er ontstekingen van het nierweefsel zelf bestaan, zoals dat bij de acute en chronische nierontsteking het geval is, vinden wij dikwijls rode bloedlichaampjes en eiwitstolsels (cylinders) in het sediment. Bij ontstekingen van het nierbekkenen bij blaasontstekingen vinden wij meer witte bloedlichaampjes en dikwijls ook de bacteriën die deze ontstekingen veroorzaken, in de urine. Deze bacteriën kunnen wij soms door een eenvoudige kleuring determineren; dikwijls moeten wij daarvoor de hulp van de bacterioloog inroepen. Bij de ziekten welke wij met de naam nierontsteking, ziekte van Bright of nefritis aanduiden, vinden wij geen bacteriën in de urine. Het zijn ook geen gewone ontstekingsprocessen, ze worden niet direct door bacteriën of een ultravirus in de nier zelf veroorzaakt, maar door de giftige stofwisselingsproducten van bacteriën, die zich elders in het lichaam, b.v. na een keelontsteking in de amandelen, hebben genesteld.

Ook in de normale urine komen talrijke zouten, zoals keukenzout, fosfaten, oxalaten en uraten voor, voor het grootste deel in opgeloste toestand. Soms slaan deze zouten voor een deel uit de urine neer in de vorm van kristallen, die we dan in het microscopische praeparaat kunnen vinden. Een enkele maal ontstaan er in het lichaam uit deze kristallen steentjes, die als nier-, ureterof blaassteen in het nierbekken of de lagere urinewegen kunnen blijven steken en soms tot hevige krampen, nierkolieken aanleiding geven. Dikwijls veroorzaken zij ook bloedingen in de urinewegen (haematurie), ontstekingen of stoornissen in de afvloed van de urine.

De normale nier is, wanneer wij veel gedronken hebben, in staat in korte tijd een grote hoeveelheid sterk verdunde urine af te scheiden. Wanneer wij daarentegen dorst lijden en dus weinig water voor de urinevorming kunnen missen, kan de nier een geconcentreerde urine vormen, die een hoog soortelijk gewicht heeft.

Van deze eigenschap van de nieren maken wij gebruik om de nierfunctie te controleren. De afwijkingen in de urine alleen zijn nl. geen voldoende maatstaf voor de ernst van een nierbeschadiging; vooral bij chronische nierziekten vinden wij soms in de urine slechts weinig eiwit en geringe sedimentafwijkingen, terwijl toch de werking van de nieren reeds ernstig geleden heeft. Om dit te beoordelen gebruiken wij verschillende nierfunctieproeven.

Wij bepalen b.v. met een densimeter, hoe hoog het soortelijk gewicht van de urine wordt, wanneer wij de patiënt een zekere tijd dorst laten lijden (concentratieproef) en hoe sterk het soortelijk gewicht daalt en hoeveel urine er in de eerste 4 uur wordt uitgescheiden, nadat wij de patiënt een grote hoeveelheid extra-water laten drinken (verdunningsproef). Ook wanneer de nieren slechts licht beschadigd zijn, wordt er in het eerste geval geen sterk geconcentreerde, en in het tweede geen sterk verdunde urine gevormd.

Wanneer de beschadiging van de nieren ernstige vormen aanneemt, kunnen ze de schadelijke stofwisselingsproducten niet voldoende meer uitscheiden. In den beginne is alleen nog de verhouding tussen het ureumgehalte van bloed en urine verstoord, de z.g. urea-clearance is verminderd, doch op den duur ontstaat er vaak een ophoping van de stofwisselingsproducten, o.a. ureum, in het bloed: er treedt een niervergiftiging of uraemie op, die we door een ureumbepaling in het bloed kunnen aantonen. Wanneer deze toestand voortschrijdt, kunnen braken, krampen, bewusteloosheid en tenslotte de dood intreden.

Ziekten van de nieren verraden zich niet alleen door afwijkingen in de samenstelling van urine en bloed. Zij veroorzaken dikwijls ook stoornissen in andere delen van het lichaam. Heel vaak vindt men een verhoging van de bloeddruk met andere afwijkingen aan de bloedvaten, die wij met de oogspiegel kunnen waarnemen bij het onderzoek van de netvliesvaten van het oog. Merkwaardigerwijs kunnen echter niet alleen nierziekten een bloeddrukverhoging veroorzaken, maar kan ook een verhoging van de bloeddruk die door een andere oorzaak is ontstaan, op den duur een nierziekte verwekken. Er ontstaan in beide gevallen schrompelnieren. Soms zien wij bij nierziekten waterzucht, oedemen. Gedeeltelijk is dit waarschijnlijk een gevolg van een beschadiging van de wanden van de haarvaten, waardoor deze de eiwitten en het vocht te gemakkelijk uit het bloed laten overgaan in de weefsels, gedeeltelijk hangt het samen met een te geringe uitscheiding van water en zouten uit het lichaam, soms ook speelt een verlaging van het eiwitgehalte van het bloedplasma een rol. In het normale plasma bevindt zich ongeveer 7% eiwit, dat bestaat uit verschillende fracties, albuminen en globulinen, waarvan wij de concentratie, het eiwitspectrum, door chemisch bloedonderzoek kunnen bepalen.

Bij sommige nierziekten, vooral bij de nefrosen, waarbij zeer veel eiwit met de urine wordt uitgescheiden en zodoende voor het lichaam verloren gaat, daalt dit eiwitgehalte van het bloedplasma en vooral het gehalte van de albuminen b.v. tot de helft van de normale waarde. Nu hebben de eiwitten en vooral de albuminen in het bloed de eigenschap dat ze door hun colloied-osmotische druk het water vasthouden.

Daalt het eiwitgehalte van het plasma dan kan daardoor ook al weer gemakkelijker vocht buiten de bloedbaan treden en zich ophopen in de weefsels: m.a.w. er zal oedeem ontstaan.

Bij de behandeling van de nierziekten speelt de regeling van het dieet een eerste rol. Dikwijls zullen wij proberen de nieren zoveel mogelijk te ontzien door geen voedingsmiddelen die veel eiwit bevatten, te geven. Juist de afbraakproducten van de eiwitten moeten immers door de nieren worden uitgescheiden. Een eiwitarm dieet zullen wij zeker geven wanneer er al een uraemie is. Wanneer er neiging tot vochtophoping, tot oedeemvorming in het lichaam bestaat, zullen wij het keukenzout in de voeding beperken. Een eiwitrijke voeding zullen wij voorschrijven, wanneer b.v. bij een nefrose het eiwitgehalte van het bloed is gedaald, terwijl het ureumgehalte normaal is gebleven.

Bij echte ontstekingen van nieren of urinewegen, zoals nierbekken- en blaasontsteking, die door bacteriën worden veroorzaakt, kunnen wij met de moderne geneesmiddelen die afgeleid zijn van het prontosil (de sulfonamideri), vaak zeer fraaie resultaten verkrijgen.

In enkele gevallen van niervergiftiging kan men beproeven de giftige stoffen die zich in het lichaam hebben opgehoopt, te verwijderen. Onze landgenoot Kolff ontwierp daartoe een ‘kunstmatige nier', waar men het bloed dat van de patiënt is afgetapt, doorheen kan leiden, zodat het gezuiverd wordt, waarna het teruggebracht wordt in het lichaam.

< >