Dit bestaat feitelijk uit een tweetal organen die, wat betreft hun ontwikkeling, hun bouw en hun wijze van functionneren, wel wat met elkander te maken hebben, maar die in hun functionele betekenis geheel van elkander verschillen, nl. het gehoor zintuig en het evenwichtszintuig. Bij in het water levende dieren vinden wij alleen een evenwichtszintuig, dat bij de hogere vissen in principe gelijk gebouwd is als bij ons. Uit dit evenwichtszintuig ontwikkelt zich bij de landdieren het gehoorzintuig en beide organen blijven met elkaar samenhangen.
Het gehoorzintuig bestaat uit: 1. een geluid-opvangend apparaat:de oorschelp en de gehoorgang, 2.een geleidend en versterkend apparaat: het middenoor, 3. het binnenoor, dat de eigenlijke zintuigelementen bevat die de prikkel omvormen en doorgeven aan de gehoorzenuw. Het evenwichtszintuig hangt met het binnenoor samen en bestaat uit twee blaasjes en drie halvecirkelvormige kanalen. Binnenoor en evenwichtszintuig liggen met het middenoor in het rotsbeen, d.i. een inwendig deel van het slaapbeen, een der zijdelings gelegen schedelbeenderen.
Het geluid-opvangend apparaat bestaat zoals gezegd uit oorschelp en gehoorgang. De oorschelp is door huid bekleed en bevat behalve bindweefsel, bloedvaten en zenuwen, elastisch kraakbeen, die de vorm bestendigen. De enigszins gecompliceerde bouw is gemakkelijk te bestuderen en is in grote trekken bij alle mensen gelijk. Het oorlelletje dat onder aan de schelp hangt, is bekend om zijn geringe gevoeligheid en wordt dan ook gaarne gebruikt om er sierselen aan op te hangen.
In de diepte van de oorschelp begint de gehoorgang, een ongeveer 3 cm lange, S-vormig gebogen buis, die met huid is bekleed. Deze huid draagt in de buitenste helft haren, die het stof kunnen tegenhouden en over de gehele lengte klieren, die een vettige, geelbruine, bittere stof afscheiden, het oorsmeer. Dit oorsmeer is kleverig en houdt dus stof en binnendringende insecten gemakkelijk vast.
De oorschelp moet bij de mens als een rudimentair orgaan worden opgevat, waaraan nauwelijks een merkbare functie kan worden toegeschreven. Bij honden, paarden, katten enz., is de oorschelp door een groot aantal spieren naar alle zijden te richten; bij de mens zijn de resten van een drietal spieren nog te vinden, maar deze functionneren niet.
De gehoorgang echter geleidt het geluid en beschermt het trommelvlies, heeft dus een belangrijke functie.
Met het trommelvlies, dat aan het einde van de gehoorgang is uitgespannen, begint het middenoor. Het trommelvlies is het diepste gedeelte van het gehoor orgaan dat met behulp van een eenvoudig instrumentarium (trechter en lichtbron) nog zichtbaar te maken valt. Het middenoor ligt achter dit trommelvlies en bestaat uit een spieetvormige ruimte met voorachterwaartse en verticale afmetingen van 15 mm en een dikte van 2 mm in het midden, 6 mm boven en 4 mm onder. Deze ruimte bevat lucht en wordt door slijmvlies bekleed. In de laterale wand is het trommelvlies uitgespannen. Het is ovaal van vorm met afmetingen van 9 bij 10 mm en scheef, naar voren en onder hellend, geplaatst.
Een klein bovenste gedeelte is niet, het grootste onderste gedeelte is wel gespannen en wel in trechtervorm met de punt naar binnen. Van buiten is het bekleed met een dunne zeer gevoelige huidlaag, van binnen met slijmvlies.
In de voorwand begint een benig kanaal, waarin de buis van Eustachius loopt en een spier is gelegen die het trommelvlies spant. De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte, waardoor de luchtdruk in de trommelholte met die in de buitenlucht verevend kan worden. Bij het slikken wordt deze buis door speciale spiertjes opengetrokken. De rest van de voorwand begrenst de trommelholte t.o.v. de inwendige halsslagader. De onderwand bestaat uit een benige scheiding t.o.v. de inwendige halsader en de bovenwand begrenst de holte t.o.v. de schedelholte. De achterwand begrenst de trommelholte van het tepelvormig uitsteeksel (processus mastoideus) van de schedel en heeft bovenaan een opening, die toegang geeft tot de holten in dit uitsteeksel.
Langs deze weg kan een middenoorontsteking (van de keelholte uit door de buis van Eustachius in de trommelholte doorgedrongen) overslaan op de holten van het tepelvormig uitsteeksel (mastoiditis) en vandaar op het inwendige van de schedelholte. De mediale wand grenst aan het binnenoor en heeft een tweetal openingen, die door een membraan zijn afgesloten; het ovale en het ronde venster. In het boven-achterste gedeelte zijn een drietal kleine beenstukjes gelegen, die een verbindende keten vormen voor trommelvlies en het membraan, dat het ovale venster afsluit. Deze beenstukjes, hamer, aambeeld en stijgbeugel, zijn door gewrichtjes verbonden en bewegen zich zodanig dat het membraan van het ovale venster de bewegingen van het trommelvlies volgt.
Door de reeds genoemde spier die het trommelvlies spant en een minutieus spiertje, dat aan de stijgbeugel aanhecht, kan de keten van beenstukjes onder spanning gehouden worden. Mede hierdoor worden de trillingen van het trommelvlies gedempt, zodat het membraan niet blijft doortrillen wanneer het geluid reeds verklonken is. De uitslagen van het trommelvlies worden bovendien door de keten verkleind op het ovale venster overgebracht. Doordat het oppervlak van het ovale venster buitendien 1/15 deel is van die van het trommelvlies, is de kracht, waardoor het membraan van het ovale venster bewogen wordt, het 22-voudige van die, waardoor het trommelvlies in beweging gebracht wordt.
Het binnenoor bestaat uit het vliezige labyrinth, waarin zich vocht, de endolymfe, bevindt en waarvan de wand op bepaalde plaatsen de zintuigelementen voor het gehoor en het evenwichtszintuig draagt. Deze zintuigelementen zijn daar door de zenuwen met de hersenstam verbonden en wel die van het gehoorzintuig door de gehoorzenuw en die van het evenwichtszintuig door de voorhofzenuw. Beide zenuwen vormen tezamen de achtste hersenzenuw.
Het vliezige labyrinth is ingesloten door het benige labyrinth in het rotsbeen, dat zijn naam dankt aan het zeer compacte en harde beenweefsel waaruit het is opgebouwd. Tussen vliezig en benig labyrinth is een relatief grote ruimte, die weer met vocht is gevuld, de perilymfe, en welke ruimte communiceert met de arachnoidale ruimte in de schedelholte. Het vliezige labyrinth, de naam duidt het reeds aan, is enigszins ingewikkeld van bouw. Het centrum wordt gevormd door twee onderling verbonden blaasjes, die in een centraal gelegen ruimte van het benig labyrinth, de voorhof, gelegen zijn.
Naar voor en lateraal gaat van het voorste, bolvormige blaasje een ongeveer 30 mm lang buisje uit, dat spiraalvormig gewonden is, 2j winding bezit en derhalve de naam slakkenhuis draagt. In de wand daarvan vinden wij de zintuigelementen van het gehoororgaan.
Naar de andere kant gaan van het achterste, eivormige blaasje drie half cirkelvormige kanaaltjes uit. In de wand der beide blaasjes en der drie kanaaltjes liggen de zintuigelementen van het evenwichtsorgaan.
Beschouwen wij nu eerst het slakkenhuis, dan zien wij hoe dit vliezige, 2 ½ maal gewonden buisje de perilymfatische ruimte die er omheen ligt, verdeelt in een bovenste kanaal en een onderste kanaal. Het onderste kanaal wordt ter plaatse van de voorhof van de trommelholte gescheiden door het ovale venster. De wand tussen dit kanaal en het slakkenhuis heet basaal membraan. Dit draagt de zintuigelementen. In de top van het benige slakkenhuis communiceert het onderste kanaal met het bovenste.
Dit bovenste kanaal wordt van het vliezige slakkenhuis gescheiden door het membraan van Reissner en ter plaatse van de voorhof van de trommelholte door het ronde venster. De geluidstrillingen brengen nu door middel van trommelvlies en gehoorbeentjes het ovale venster in trilling. Daar water niet samendrukbaar is, kan de perilymfe alleen de bewegingen van het ovale venster volgen, doordat het bovenste en onderste kanaal met elkaar communiceren en het ronde venster mee kan trillen. De perilymfe geraakt dus in trilling en kan deze overbrengen op het basale membraan.
Dit basale membraan bevat ongeveer 24.000 elastische vezels, de z.g. gehoorsnaren, die elk resoneren bij een bepaalde toonhoogte. Deze gehoorsnaren zijn nl. verschillend van lengte, de kortste liggen bij de voorhof en zijn ongeveer 0,04 mm lang, de langste liggen in de top van het slakkenhuis en hun lengte bedraagt ongeveer 0,495 mm. De langste zijn dus meer dan tien maal zo lang als de kortste.
Op het basale membraan ligt een ingewikkeld gebouwd orgaan, het orgaan van Corti. Dit orgaan vertoont een groot aantal cellen, die haartjes dragen, die in de endolymfatische ruimte (het slakkenhuiskanaal) uitsteken. Deze haartjes zijn gebed in een weke doorschijnende dekplaat. Wanneer de gehoorsnaren nu bij een bepaalde toonhoogte resoneren, dan worden de bijbehorende haartjes t.o.v. de dekplaat bewogen. Daardoor ontstaat een prikkel, die door de gehoorzenuw naar de hersenen wordt geleid; daar wordt de geluidsgewaarwording geboren.
Bezien wij nu het evenwichtsorgaan.
In de wand van de beide blaasjes vinden wij kleine plekjes, waarvan het epitheel wat dikker is en korte haartjes draagt. Op deze korte haartjes rust een weke massa, die kristallen van kalkzouten bevat. Deze kristallen heten statoliethen. Doordat het soortelijk gewicht van deze kristallen groter is dan die van de endolymfe, zullen zij zich bij bewegingen van het hoofd verplaatsen en zo, door middel van de haartjes, de zintuigcellen prikkelen.De drie halve-cirkelvormige kanalen liggen in vlakken die loodrecht op elkaar staan, het onderste ligt in het horizontale vlak, de beide andere in verticale vlakken, waarvan het ene van achter binnen naar voor buiten en het andere van achter buiten naar voor binnen gericht is. Op de plaats waar een der benen van het kanaaltje met de voorhof communiceert is een verwijding. In de wand van deze verwijding zien we een lijstvormige epitheelverdikking, waarvan de cellen langere haren dragen. Bij draaibewegingen van het hoofd zal in de endolymfe van de kanaaltjes (in welk kanaaltje of in welke kanaaltjes hangt van de richting der beweging af) een stroompje ontstaan dat door middel van het meebuigen van de haartjes de zintuigcellen prikkelt.
Het zintuigepitheel van de blaasjes registreert dus de rechtlijnige, het zintuigepitheel van de kanalen de kromlijnige of hoekversnellingen van het hoofd.
Gehoorzintuig en evenwichtszintuig hebben dus niet alleen een gemeenschappelijke oorsprong, maar behouden een anatomische samenhang, die ook daaruit blijkt, dat wanneer men het gehoorzintuig prikkelt (koud of warm water in de gehoorgang spuiten) duizelingen kunnen optreden. Bovendien hebben beide organen een merkwaardige overeenstemming in bouw en functie.
De gewaarwordingen die door middel van de beide organen optreden zijn echter zowel in hun kwaliteit als in hun betekenis voor het lichaam verschillend. De geluidsgewaarwordingen dragen bij tot de meest bewuste intellectuele functie. De evenwichtsgewaarwordingen blijven meer onbewust en zijn het begin van reflexen die de houding en de stand van het lichaam beïnvloeden.