Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Het dierenreservoir

betekenis & definitie

Tal van ziekten bij de mens worden veroorzaakt door besmetting uit het dierenreservoir (huisdieren, maar vooral grote groepen te velde) waarbij infecties heersen, die op verschillende wijzen van dier op mens overgaan: 1. door direct contact, b.v. pest bij pelsjagers en villers van het mormeldier, Arctomys bobax, in Siberië;

2. door drinken van ongekookte melk, b.v. de Maltakoorts (Jebris undulans), waarbij de besmette geiten als infectiereservoirs van de Bacillus melitensis optreden;
3. door waterbesmetting, b.v. de ziekte van Weil (Leptospirosis ictero-haemorrhagica) 4. door vectoren (muskieten, vlooien, luizen, teken, mijten enz.), die bij besmette dieren bloed

zuigen en dit op de mens overbrengen. Deze laatste groep is in de laatste jaren in het centrum van wetenschappelijk onderzoek komen te staan en neemt nog dagelijks in betekenis toe. Voor een uitvoeriger opsomming van deze ziekten zie: Voor de mens gevaarlijke dierziekten, Deel VII.

Een grote moeilijkheid bij het bestuderen der epizoötieën is, dat in vele gevallen de ziekte niet heftig verloopt, doch enzoötisch, waarbij de dieren weinig of niet ziek zijn, zodat alleen systematisch daarop gericht onderzoek de ziekte aan het licht brengt; terwijl de studie bij de dierenreservoirs te velde en in de oerbossen geschieden moet, waar de normale en ook de verhoogde sterfte ons ten enen male ontgaat. Deze ziekten, thans silvatisch genoemd (silva = bos), zijn vooral belangrijk als silvatische rickettsiosen, silvatische pest, silvatische gele koorts, silvatische encefalitis. Deze ziekten onder dieren hebben daar waarschijnlijk reeds eeuwen geheerst, waardoor een evenwichtstoestand is ontstaan en in vele gevallen de ziektekiemen meer in een toestand van commensalisme, ja zelfs van symbiose met het hen herbergende dier leven, zoals Nicolle beschreef in zijn ‘Naissance, vie et mort des maladies infectieuses’.

De dieren, die bij deze dierenreservoirs een rol spelen, zijn vnl. knaagdieren, ratten, muizen, marmotten, konijnen, hazen, maar ook grotere dieren: honden, jakhalzen, antilopen, kamelen en rundvee. De rat staat vooraan in de rij: zij herbergt trypanosomen, leptospiren, spirochaeten van febris recurrens en rattenbeetziekte, Rickettsiae en pestbacillen en zij brengt deze over op de mens.

De overbrenging van ziekten uit dierenreservoirs op de mens biedteen oneindige verscheidenheid van biologische bijzonderheden. Alleen de vlektyfusgroep zal iets uitvoeriger worden besproken.

Vlektyfus was vroeger vnl. als Europese ziekte bekend (met aparte haarden in Tunis en Mexico). In 1909 maakte Nicolle bekend, dat de vlektyfus in Tunis werd overgebracht van mens op mens door de kleerluis; vooral in de 1ste wereldoorlog werd dit op grote schaal bevestigd, doordat ontluizing der soldaten de vlektyfus tot stilstand bracht en in die tijd gold: zonder kleerluis geen vlektyfus, . Ook toen was deze stelling al niet juist meer, want in 1911 had Brill in New York een aantal gevallen van vlektyfus beschreven zonder kleerluis en zonder contact der patiënten (de ziekte van Brill neemt nog steeds een aparte, niet geheel duidelijke plaats in). Ook waren reeds de Rocky Mountains spottedfever (de vlektyfus van het Rotsgebergte) en de Japanse kedanikoorts bekend, waarbij luizen geen rol speelden. In 1906 reeds kon King voor de Rocky Mountains spotted fever een teek, de Dermacentor venestus (andersom) als overbrenger aanwijzen, en daarna had Ricketts (die zijn onderzoekingen met de dood bekocht) de vormsels, die later zijn naam kregen, als verwekker beschreven.

Het laboratoriumonderzoek bracht nieuwe gegevens:

a. de verwekker, de Rickettsia, een kleine ziektekiem, pleomorfe staafjes en ronde vormen, vnl. intracellulair gelegen, staande tussen vira en bacteriën; deze zijn verschillend bij de onderscheiden vlektyfusvormen, echter niet constant genoeg om nu al een indeling hierop te maken;
b. de reactie van Weil-Felix, een eenvoudige agglutinatiereactie van verschillende Proteusstammen, vnl. Proteus X 19 en Proteus X Ki (Kingsbury) met het bloedserum der patiënten, waafrdoor een groepsindeling, die evenwel

nog geen indeling van alle ziektebeelden is, mogelijk is.

Het clinische beeld der ziekte: een acuut beginnende ernstige infectieziekte, met zware hoofdpijnen, duizeligheid, rood congestief gelaat, later meer cyanotisch (blauwpaars), hoge koorts. Typisch is de huiduitslag, die tegen het einde der eerste week duidelijk is: stipvormige vlekjes over romp, armen en benen, later donkerder haemorrhagisch (haemorrhagia = bloeding). In de tweede week overheersen de hersenverschijnselen: sufheid, deliriën, verwardheid, coma en een steeds toenemende hartzwakte. De duur der koorts is 2 à 3 weken; herstel daarna vlug. Bij de heftigste aandoeningen overlijden de patiënten van de vierde dag af, meestal in de tweede week.

De sterfte wisselt sterk: 80-90% bij R. M. spotted fever in de Bittervallei, tot 3% bij de tropical typhus.

Bij de door mijten overgebrachte Kedanikoorts en pseudotyfus van Deli ontstaat op de plaats, waar de mijtenlarve bijt, een blaasje, dat in een kleine zweer van ca 2 mm diameter overgaat met pijnlijke zwelling der aangrenzende lymfklieren; verder is het ziektebeeld hetzelfde.

Met de omschrijving: overbrenging door luis, teek of elkaar mijt, is slechts een aanduiding gegeven van ingewikkelde processen, die ook hier verborgen liggen.

Ziekten, die tot de Rickettsiagroep behoren Reactie Ziekte Landstreek Infectie- Over- van WeilFelix reservoir brenger vl ON O ^ Epidemische Europa mens kleerluis +• + + — vlektyfus Tunis Mexico Endemische Amerika rat vlo t-+ vlektyfus Frankrijk Tropische Malakka Xenop- vlektyfus Indonesië sylla (pakhuisvorm, shoptyphus) cheopsis KedaniJapan veldmijt . +++ koorts muis Pseudotyfus Indonesië veldrat Trombi- Deli cu la aka- Tropische vlektyfus Malakka mushi (struikgewasvorm, scrub- tr. de- typhus) liënsis Rocky Amerika eekteek ± + + tot Mountains spotted fever hoorn — Fièvre bouMidd. Zee knaagDerma- tonneuse dieren een tor Tick fever Afrika • hond ander- van Z. Afrika soni Queensland Australië rundOrnitho- fever vee doris (Q-fever) Ripice- KemaoenAzië falus koorts Ambly- erma Wanneer de luis bloed zuigt bij een vlektyfuslijder, komen de Rickettsiae in de luizenmaag en zij ontwikkelen zich snel in de cellen die de maagwand bekleden, zodat deze cellen sterk zwellen en na enige dagen barsten. De maaginhoud is dan als het ware een zuivere cultuur van Rickettsiae; de faeces zijn na de tweede dag al infectieus, terwijl van de zesde dag af de besmetting door het speeksel bij de luizenbeet kan worden overgebracht; de luis sterft altijd ongeveer op de twaalfde dag.

Geheel anders is de verhouding Rickettsiae-mijt, door Nagayo bestudeerd. De mijt voedt zich alleen in het larvenstadium en besmet zich uit het reservoir van een Japanse veldmuis. De verschillende stadia: larve, pop, volwassen mijt (imago), daarna weer ei enz., worden langzaam doorlopen ; de mijt vertoont geen duidelijke ziekteverschijnselen en de infectie gaat op het ei over en daardoor ook op het volgende larvenstadium. Eerst deze generatie brengt de besmetting over op de mens, als deze zich in overstroomde gebieden (vissers, landbouwers) of in struikgewas (b.v. soldaten in de Birmaveldtocht of plantagepersoneel in Deli) begeeft, waar de larven tijdelijk op de gewassen leven.

Nog langzamer is het beloop bij de teek, vooral bestudeerd bij Dermacentor andersom. Deze teek doet over de ontwikkeling ei larve pop imago gemiddeld twee jaar, waarbij lange perioden van rust (bijna stilstand van de levensprocessen) worden afgewisseld door korte perioden van actief leven, waarin zij zich voedt, als larve op het reservoir van kleine dieren, en later als volwassen teek vóór het paringsproces, waarbij zij zich gedurende zes dagen tot berstens toe volzuigt met bloed, vnl. op rundvee, hond en mens. De eenmaal in het larvenstadium besmette teek houdt de infectie zonder duidelijke ziektesymptomen en brengt haar op de eieren over; de infectie kan aldus jaren blijven bestaan als tekenziekte.

Dit verschil wijst er op, dat de luizenoverbrenging van veel recenter datum is dan die door mijten en teken; de vlektyfus bij mijten en teken, zowel als bij de grote dierenreservoirs te velde over de gehele wereld, verloopt als endemische, zelfs als stille infectie (‘infection inapparente’ van Nicolle), en is de oudste vorm van vlektyfus, waaraan de epidemische luizenvlektyfus is ontsproten en misschien telkens nog ontspruiten kan.

Thans volgt een kort overzicht van de overige tropische ziekten die door arthropoden (geleedpotigen) worden overgebracht en met een dierenreservoir ver- band houden.

Trypanosomiasis, vnl. in Afrika, de slaapziekte, veroorzaakt door trypanosomen, na Romanovsky-kleuring van het bloedpraeparaat grote sierlijke protozoën. De ziekte begint met langdurige koorts, klierzwelling, bloedarmoede, gezwollen milt; na een halfjaar komt het laatste stadium, als de trypanosomen in de hersenstof doordringen; de patiënten worden suf, apathisch, komen in een toestand van half waken (slaapziekte) met verlammingen en oedeem, waarna door uitputting de dood volgt. Overbrenger: Tsetsevlieg, Glossina palpalis, dierenreservoir: antilopen te velde, geit, schaap.

Leishmania, nauw verwant aan de voorgaande, komt voor in Azië, om de Middellandse Zee en in Z. Amerika. De verschijnselen: langdurige koorts, zeer grote milttumor, anaemie, oedemen, deden lange tijd denken dat malaria de oorzaak was, totdat Leishman en Donovan de verwekkers aan toonden in bloed en milt. Overbrenger: Flebotomus argenti. Dierenreservoir: hond, kat en knaagdieren; de hond vooreen vorm orr) de Middellandse Zee (Leishmania infant um). De groep van febris recurrens: reeds in 1870 werd de verwekker, de Spirochaeta recurrens obermeyeri, in het bloed ontdekt. De ziekte is gekenmerkt door terugkerende koortsaanvallen en een vrij typisch exantheem. Incubatie: 3-10 dagen.

De koorts begint plotseling hoog, ongeveer 40°, blijft 4-7 dagen hoog, waarna plotseling een koortsvrij stadium komt van ongeveer een week, gevolgd door een soortgelijke koortsaanval; dit herhaalt zich een viertal keren. Tijdens de koorts worden de spirochaeten gemakkelijk in het bloed aangetoond. De ziekte gaat over mens luis mens met epidemisch karakter; komt voor in de koelere streken van Spanje, Z.O. Europa, Afrika, Klein-Azië, India, China. Een clinisch afwijkende en ernstiger febris recurrens wordt door teken (Ornithodorus-soorten) overgebracht; de infectie gaat op de tekeneieren over en de ziekte kan lang in de teken blijven voortbestaan (Afrika, Azië N.enZ. Amerika); dierenreservoir: apen, eekhoorns, in holen levende knaagdieren.

Pest, de grote cosmopolitische ziekte, van voor onze jaartelling bekend (Boeken van Mozes, pest van Justinianus, Zwarte Dood der Middeleeuwen), is sinds het eind der 17de eeuw uit W. Europa verdwenen, heerst thans vooral in Azië en Afrika; sinds 1910 is Java sterk besmet. De ziekte begint plotseling met hoge koorts, zwaar ziektegevoel, duizelingen, spierzwakte, waggelen- de gang, zelden delireren. De pest- bacillen (Yersin 1894), door de vlooiensteek in het lichaam gebracht, geven meestal aanleiding tot zwelling der lymfklieren in het aangrenzende gebied (bubonenpest, bubo = gezwollen lymfklier door ontsteking): liesbubo 60% okselbubo 20%, halsbubo 10%, meestal gevolgd door sepsis (bloedvergiftiging). Soms ontstaat geen of zeer lichte zwelling der lymfklieren en ontwikkelen zich de pestbacillen direct in het bloed, we spreken dan van septichaemische pest. Veel zeldzamer ontstaat de huidpest, vnl. de pestcarbunkel. De pest is zeer gevreesd door de hoge mortaliteit; de dood treedt meestal in tussen de derde en zevende dag, door toxische hartzwakte, soms later als gevolg van secundaire processen (longontsteking, sepsis van de grote kratervormige zweren der veretterende bubonen uit).

De pest wordt zelden overgebracht van mens op mens, door de mensenvlo, Pulex irritans, omdat in het bloed bij de mens slechts weinig pestbacillen voorkomen. De gewone besmetting gaat van rat (met sterke bloedinfectie), rattenvlo (vnl. Xenopsylla cheopsis), op mens. Uitgebreide dierenreservoirs met silvatische pest: veldrat, veldmuis, marmottensoorten, de kameel.

Longpest ontstaat, wanneer bij bubonen- of septichaemische pest een longontsteking optreedt. Als zelfstandige longpestepidemie breidt zij zich uit, door de druppelinfectie (volgens Flügge): kleine opgehoeste slijmdeeltjes, die pestbacillen bevatten en door mensen in de omgeving direct worden ingeademd. Alleen in koude streken komt het tot grote epidemieën; winterepidemieën in Siberië, Europa en Egypte; in Java kleine epidemieën op grote hoogte. Longpest is een longontsteking met bloedig sputum, waarin talloze pestbacillen. Mortaliteit tot kort geleden 100%,.

Een groep van ziekten, door vira verwekt en door muskieten overgebracht, vertoont epidemiologisch, aetiologisch en clinisch een nauw verband.

De ontwikkelingstijd van het virus in de muskiet, waarna deze de besmetting kan overbrengen, is voor alle ongeveer gelijk: 4-7 dagen; de clinische verschijnselen hebben veel overeenkomst.

Papataci-koorts ontstaat vnl. in de subtropen; gelijkt clinisch op Dengue.

De Dengue-groep: Dengue, knokkelkoorts, febris Van der Scheer, endemische Dengue, komt vooral in de tropen voor en geeft soms zeer grote epidemieën (in 1928 in Griekenland 400 000 zieken), in Indonesië in de kuststreken meestal endemisch, met zelden grote epidemieën.

Ziekte Incubatietijd Virus in het bloed Vector Papataci7-11 d. lste-3de dag Phleboto- koorts Dengue7-11 d. id. mus papataci Aedes egypti groep Gele koorts 6-11 d. id. Aedes egypti De ziekte begint plotseling met hoge koorts, die 3 tot 5 dagen duurt, soms een daling op de derde dag, waardoor een zadelvormige koortscurve ontstaat. Rood, congestief gelaat, soms klierzwelling. Een kenmerkend exantheem ontstaat op de derde dag tot de zesde dag. Het zware ziektegevoel, waardoor de patiënt soms lichamelijk en geestelijk tot niets in staat is, contrasteert sterk met het goedaardige karakter der ziekte.

Gele koorts, Centr. en Z. Amerika, Centr. en W. Tropisch Afrika. Zoals uit de tabel blijkt is de overeenkomst met Dengue groot en de eerste ziektedagen, het z.g. congestieve stadium, is gele koorts clinisch ook niet van Dengue te onderscheiden: hoge koorts, algemene pijnen, congestief gelaat, ook — zij het gering — de derde dag een daling der koorts; dan volgt echter bij de gele koorts het ernstige ictero-haemorrhagische stadium (icterus = geelzucht), waarbij vooral de lever en de nieren worden beschadigd. Er ontstaan bloedingen in de huid en de organen, o.a. in de maag, waardoor onder heftig braken zwart bloed wordt opgegeven. De zieke nieren scheiden weinig urine (soms zelf anurie) met veel eiwit af.

De dood volgt op de vierde tot zevende dag, daarna zelden meer. Sommige epidemieën verlopen ernstig, andere met lichte gevallen zonder icterus, die dan niet van Dengue zijn te onderscheiden. Tegenwoordig kan men na afloop der ziekte met zekerheid vaststellen of gele koorts in het spel is geweest door ‘immuunstoffen’ in het bloed aan te tonen (muizenprotectieproef van Theiler). De Aedes egypti (muskiet) is, door zijn levenswijze, in de steden gemakkelijk uit te roeien, waardoor Havana en andere steden door de onderzoekers der Rockefeller Foundation zonder moeite vrij van gele koorts gemaakt werden.

Naast deze urbane (stedelijke) vorm komt echter een silvatische (Jungle yellow fever) voor in de oerwouden van Z. Amerika en Afrika. Dierenreservoir: apen en waarschijnlijk andere dieren; de muskieten en misschien andere vectoren hierbij zijn nog onbekend. Een buitengewoon belangrijke vraag, vooral in verband met het luchtvaartverkeer, is waardoor Azië tot op heden vrij bleef van gele koorts. Schüffner met zijn medewerkers Dinger en Snijders toonden in Amsterdam aan, dat Aedes egypti, uit Java overgebracht, de gele koorts op apen zeer goed kan overbrengen. De mening is geuit, en enige experimentele bewijzen daarvoor werden verkregen, dat een infectie met Dengue een lichte immuniteit geeft voor gele koorts (Bonne, Schüffner). Misschien is belangrijker het verschijnsel van interferentie bij vira, d.w.z. als een virus bepaalde cellen besmet heeft, kunnen nauw verwante vira zich niet meer in die cellen ontwikkelen; op deze wijze zouden de endemieën van Dengue in Azië kunnen beletten, dat gele koorts daar vaste voet krijgt.

< >