Tot de geslachtsziekten behoren syfilis, ulcus molle (zachte sjanker) en gonorrhoe (druiper), waarbij zich in de laatste tijd nog gevoegd heeft het lymfogranuloma inguinale of klimatische bubo, een ziekte die vooral onder zeelieden en in tropische en exotische landen wordt aangetroffen, maar toch ook in W. Europa regelmatig, vooral in de havens, wordt geïmporteerd.
Men noemt deze aandoeningen geslachtsziekten, omdat ze in de overgrote meerderheid der gevallen door geslachtsverkeer worden overgebracht, doch het zou verkeerd zijn te generaliseren en te denken, dat een geslachtsziekte alleen door geslachtsverkeer kan ontstaan. Syfilisbesmetting kan geschieden door he t aan raken van met syfilisverwekke rsbesmettevoorwerpen, terwijl b.v. druiperbesmetting van het oog veroorzaakt kan worden door gebruik van een met gonococcen besmette handdoek.
Vooral in landen waar zeer veel syfilis voorkomt is het percentage extragenitale besmettingen hoog. Bij syfilis komt verder een aangeboren of congenitale vorm voor.Voor de oorlog troffen we in ons land uitermate weinig gevallen van geslachtsziekte aan. We vormden toen een opmerkelijk gunstige uitzondering temidden van vele landen, wier aantal lijders aan deze ziekten veel groter was. Jammer genoeg hebben wij die achterstand nu meer dan ingehaald, en zien wij op het ogenblik in ons land een enige generaties bedreigende vloed van geslachtsziekten. Hoewel we geen vergelijkbare officiële getallen bezitten, is er toch voldoende bekend om in te zien hoe dreigend de toestand is. Zo kwamen op de Universiteitspolicliniek in Groningen in 1938 twee, in 1939 slechts vier nieuwe syfilisgevallen onder behandeling. In 1944 bedroeg het overeenkomstige getal 344! In N.
Brabant werden in 1939 bij de adviesbureau’s 93 lijders aan geslachtsziekten aangegeven, waarvan 27 syfilisgevallen. In 1945 werden
2324 nieuwe gevallen van lijders aan geslachtsziekten opgegeven, waarvan 652 syfilisgevallen. Dr Hemmes, de geneesheer-inspecteur van de volksgezondheid in Utrecht, deelde voor kort mede, te hebben berekend dat alleen voor de provincie Utrecht (1/18 van de bevolking van Nederland) moet worden gerekend op 9 nieuwe gevallen van
syfilis en 45 van gonorrhoe per week. Deze getallen tonen aan dat we ook in ons land de strijd moeten aanbinden tegen het geslachtsziekteneuvel, een van de vele droevige gevolgen van de oorlogsjaren.
De syfilis wordt veroorzaakt door spirochaeten, microorganismen met gegolfde lichaamsvorm, die zich in schroefvorm om hun lengte-as voortbewegen. Syfilis is een chronische infectieziekte, ‘S waarbij op de plaats waar de spirochaeten het lichaam binnendringen, zich 3 à 5 weken na de besmetting een primaire zweer vertoont, die op grond van de dikwijls waargenomen harde weefselinfiltratie ulcus durum of harde sjanker wordt genoemd. Als regel vindt men dit primaire affect aan de genitaliën, maar het kan ook voorkomen op andere plaatsen, b.v. aan de mond (fig. 18), aan de vinger, aan de anus of elders. Als regel is deze harde zweer niet pijnlijk, hetgeen ook niet het geval is met de flinke klierzwelling die in het regionaire gebied optreedt (dus b.v. bij een ulcus durum aan de genitaliën in de lies) en daarom indolente (pijnloze) bubo wordt genoemd.
Als dit primaire affect niet wordt behandeld, geneest het vanzelf, maar na 6 à 9 weken komt de patiënt dan in het tweede stadium der ziekte, waarbij we al niet meer te doen hebben met een plaatselijke, maar met een door het gehele lichaam verbreide ziekte. De patiënten hebben meestal wat keelpijn, hoofdpijn en pijn in de gewrichten, maar als regel herkent men dit stadium vooral aan het voorkomen van een uitslag van kleine rozerode vlekjes, roseolae genaamd , die niet jeuken, en ook geen moeilijkheden veroorzaken. Toch bewijzen ze door hun aanwezigheid dat de syfilis al van het gehele lichaam bezit heeft genomen. In dit stadium kan men ook al door bloedonderzoek bewijzen dat de patiënt syfilis heeft. Men kan dan volgens zeer verschillende methoden (Wassermann, Sachs-Georgi, Meinicke enz.) aantonen dat in zijn bloedserum stoffen zitten die zich daar op grond van de besmetting met syfilis hebben ontwikkeld. Tot voor korte tijd moest men voor dat onderzoek een reageerbuis bloed afnemen uit een ader.
Tegenwoordig kent men onderzoekingsmethoden, het eerst aangegeven door Chediak, waarbij men met één of twee druppels, genomen uit een vingertop, kan volstaan. In latere stadia zijn deze serumreacties meestal ook wel positief, maar dit behoeft — in weerwil van het nog aanwezig zijn ener syfilitische besmetting — toch lang niet altijd het geval te zijn.
In het tweede stadium vindt men meermalen, behalve vlekjes, al een schilferende of korstende uitslag, terwijl ook soms een bepaalde soort haaruitval voorkomt en op het slijmvlies van mond en keel grauwwitte plekken optreden, z.g. plaques. Zowel het eerste als het tweede stadium van syfilis zijn zeer besmettelijk, omdat men in de afwijkingen op huid en slijmvlies zeer veel spirochaeten aantreft, zodat contact (geslachtsverkeer, zoenen enz.) met dergelijke personen ernstig gevaar oplevert.
In het derde stadium, waarin de niet of onvoldoende behandelde syfilis meestal overgaat, kan practisch ieder orgaan van het lichaam worden aangetast. We vinden soms weer erupties op de huid, maar nu van veel grotere omvang. Zo kunnen we grote zweren zich zien ontwikkelen, terwijl men soms ook verwekende gummiachtige verhardingen (gummata) ziet ontstaan, die eveneens tot de vorming van diepe zweren aanleiding kunnen geven. Dergelijke gummata kan men ook in het beenvlies en in de interne organen aantreffen, waarin echter ook meer diffuse syfilitische aandoeningen voorkomen. Van veel belang is, dat de syfilis herhaaldelijk de bloedvaten aantast (zo b.v. de grote lichaamsslagader), waardoor de wand aan weerstandsvermogen inboet en gaat uitzetten, zodat een grote zak kan ontstaan (aneurysma). Ook syfilis van oor en oog komen voor.
Men vormt zich zeker een totaal verkeerd denkbeeld van deze ziekte als men meent, dat altijd wel uitwendig aan iemand te zien is of hij aan syfilis lijdt. Meestal treden in de loop der ziekte weinig uitwendig merkbare verschijnselen op, en bovendien verdwijnen deze onder invloed der behandeling zeer snel, zonder dat dit echter zeggen wil dat nu ook de ziekte genezen is. De syfilis blijft herhaaldelijk jarenlang latent, waarbij we geen enkele afwijking kunnen vinden en alleen het bloedonderzoek ons kan leren dat de ziekte nog aanwezig is. Toch kunnen zich na jaren van schijnbare genezing dan ineens of langzamerhand weer verschijnselen ontwikkelen, soms zelfs van ernstige aard, vooral als het ruggemerg of het centrale zenuwstelsel wordt aangetast. Bij het optreden van tabes of ruggemergsyfilis worden verschillende banen in het ruggemerg uitgeschakeld, waardoor allerlei verschijnselen ontstaan. Ernstiger nog is de dementia paralytica, of syfilitische hersenverweking, omdat de lijder daardoor op den duur volkomen ontaardt en in een krankzinnigengesticht thuis behoort. Gelukkig kan de moderne therapie ook hier nog dikwijls hulp verlenen.
De syfilis oefent ook een funeste invloed uit op het nageslacht. Ze is dikwijls oorzaak van miskraam (abortus) of vroeggeboorte. Vele met syfilis besmette kinderen sterven in de eerste levensjaren. Blijven zij in leven, dan kunnen zij allerlei droevige gevolgen van deze aangeboren ziekte doormaken. Als een bijzonder kenteken van aangeboren syfilis geldt een door Hutchinson aangegeven trias (afwijkingen aan ogen, gehoor en tanden).
Gelukkig mag men zeggen dat onze therapie t.o.v. de syfilis over een zeer krachtig arsenaal beschikt. Wel geldt: hoe eerder de patiënt onder behandeling komt, des te groter is de kans dat hij volkomen geneest. Voor in het beginstadium onder behandeling komende gevallen ligt de kans op genezing niet ver van 100%.
Al enige eeuwen gebruikte men voor de behandeling van syfilis kwik in allerlei vormen. Dit geneesmiddel, dat wel op de ziekte inwerkte, maar ook tot allerlei heftige vergiftigingsverschijnselen aanleiding gaf, is nu door nieuwe, betere middelen op de achtergrond gekomen. Van de allergrootste betekenis was de vondst van Ehrlich, die aantoonde, dat in bepaalde chemische vorm zeer grote hoeveelheden arsenicum zonder veel risico in het lichaam kunnen worden gebracht, waarbij dit geneesmiddel een zeer krachtige invloed op de spirochaeten uitoefent en vooral de ziekteverschijnselen der beginstadia zeer spoedig doet verdwijnen. De door Ehrlich aanbevolen salvarsanpraeparaten, vooral bestemd voor intraveneuze injecties, werden weldra het middel bij uitnemendheid voor de syfilisbehandeling, en door het in de ader in serie inspuiten van dit geneesmiddel wordt de syfilis krachtig bestreden. In de laatste jaren bestaat vooral in Amerika en Engeland een neiging om deze salvarsanpraeparaten te vervangen door minder gecompliceerde, nauw aan salvarsan verwante, arseenverbindingen als mafarsen e.a.
Naast het salvarsan hebben ook in de spieren in te spuiten bismuthpraeparaten zich een belangrijke plaats veroverd, en eigenlijk het gebied ingenomen dat eertijds door de kwikbehandeling werd bestreken. Ze werken krachtiger op het syfilitische proces dan de kwikpraeparaten, en zijn bovendien veel minder giftig.
Tenslotte heeft men zeer hoge verwachtingen — en waarschijnlijk terecht — van penicilline, het nieuwe, uit bepaalde schimmels bereide geneesmiddel. We weten dat het buitengewoon sterk op de syfilis inwerkt en dat de therapeutische waarde van dit middel waarschijnlijk even groot is als die van salvarsan, terwijl het — voorzover we nu weten — vrijwel geen gevaar oplevert.
Bij de behandeling van syfilis geeft men kuren die als regel één of meer maanden duren, en waarbij bepaalde hoeveelheden van één of meer medicamenten worden toegediend. Anderen geven geen afzonderlijke kuren, maar een ononderbroken behandeling, totdat de genezing is bereikt. Kan men i.h.a. zeggen, dat in het begin der ziekte een behandelingsduur van enige maanden voldoende is, als de patiënt later onder behandeling komt, duurt het meestal wel jaren voor hij uit de behandeling, en vooral uit de bloedonderzoek-controle kan worden ontslagen. Temeer daar de patiënt dan als regel al lang niets meer merkt van zijn syfilisbesmetting, is het begrijpelijk dat syfilispatiënten de behandeling herhaaldelijk ongenezen afbreken. Daardoor worden echter alle gebruikte energie en de tot dusverre toegepaste behandeling waardeloos, want op deze wijze wordt de syfilis niet definitief uitgeroeid, en kan ze ieder ogenblik weer voor de dag komen. Zelfs staat het vast, dat een onvoldoende behandeling in een later stadium zeer gevaarlijk kan worden. Het is dus absoluut noodzakelijk dat de syfilispatiënt de behandeling blijft volgen, totdat hij door zijn behandelende geneesheer als genezen wordt ontslagen.
Naast de syfilis is de gonorrhoe of druiper de belangrijkste geslachtsziekte, die in vrijwel alle landen een zeer veelvuldig voorkomend euvel vormt. Jammer genoeg hoort men wel eens de mening verkondigen, dat de gonorrhoe een aandoening is die men niet ernstig behoeft te nemen en die van weinig betekenis is, hetgeen stellig niet juist is.
De overgrote meerderheid der gevallen van besmetting met gonorrhoe is het gevolg van geslachtsverkeer met iemand die aan deze ziekte lijdt. Hoogst zelden kan het voorkomen dat iemand zonder geslachtsverkeer, b.v. door contact met een besmet privaat, een gonorrhoïsche aandoening krijgt.
Bij de man zien we als regel de eerste symptomen drie tot zes dagen na de besmetting optreden. Ze bestaan in het begin uit een ontsteking van het urinekanaal, waaruit een weldra etterig wordende afscheiding voor de dag komt of druipt (druiper). Als regel is dan het urineren wat pijnlijk en branderig. De afgescheiden etter blijkt bij microscopisch onderzoek gonococcen te bevatten, kleine, naar de vorm op koffiebonen gelijkende micro-organismen, die vooral in de witte bloedlichaampjes liggen (zie plaat Pathogene Bacteriën, tegenover blz. 444). Naast deze ontsteking van het urinekanaal treedt soms onder heftige zwelling een pijn en hoge koorts veroorzakende ontsteking van de bijbal op. Een andere onaangename complicatie is het optreden van een gonorrhoïsche ontsteking van de prostaat, welke soms gepaard gaat met abscesvorming en heftige pijn.
Bij de vrouw treden de eerste verschijnselen van de gonorrhoe eveneens op in het urinekanaal, maar meer nog aan de baarmoederhals. Jammer genoeg zijn die eerste verschijnselen soms zo gering, dat zij de aandacht niet voldoende op zich vestigen, en bovendien doet zich de moeilijkheid voor dat het voor de geneesheer niet altijd gemakkelijk is bij de vrouw de diagnose gonorrhoe te stellen. Daar is soms een herhaald, zeer consciëntieus onderzoek voor nodig. Een gevreesde complicatie is bij de vrouw het optreden ener ontsteking van één of beide eileiders en eierstokken. Er ontstaat dan een ernstig onderbuikslijden, dat de vrouw geruime tijd invalide maakt en dat niet zelden slechts beëindigd kan worden door een operatief ingrijpen, waardoor de zieke eierstok wordt verwijderd. Zowel de ontsteking van de bijbal bij de man als van de eierstok bij de vrouw zijn herhaaldelijk oorzaak van steriliteit, door het uitschakelen der geslachtscellen producerende of vervoerende organen.
Behalve deze afwijkingen zien we af en toe hoe de gonococcen in één of meer gewrichten binnen weten te sluipen en daar dan een allerheftigste ontsteking veroorzaken, die soms eindigt met gedeeltelijke of totale verstijving van het aangetaste gewricht. Van belang is verder de ontsteking der uitwendige geslachtsorganen die we door gonorrhoische besmetting van buitenaf — zonder contact met besmette personen of voorwerpen, dus vrijwel steeds zonder dat geslachtsverkeer een directe rol speelt •—• bij kleine meisjes zien optreden. Een hardnekkige aandoening, die eertijds een langdurige behandeling noodzakelijk maakte.
Maar met dit alles is de schuldenlijst van de gonorrhoe nog niet beëindigd. Het is nog niet zo lang geleden dat een groot percentage der blinden in ons land en de ons omgevende landen hun ellendige verminking aan gonorrhoische besmetting der ogen bij de geboorte te wijten had. Immers, zijn in het geboortekanaal der moeder gonococcen aanwezig, dan kunnen deze tijdens het geboorteproces in het kinderoog binnendringen, waardoor dan een ontsteking ontstaat. Gelukkig weten wij thans dat het ontstaan van die noodlottige aandoeningen kan worden voorkomen door direct na de geboorte, zoals Credé ons heeft aanbevolen, een 1% oplossing van nitras argenti in beide ogen van het kind te druppelen. Nu in ons land het aantal gevallen van gonorrhoe ook aanzienlijk is toegenomen, verdient het aanbeveling deze profylactische methode algemeen toe te passen. Men kan nooit weten! In tropische en exotische landen, waar de geboortehulp en de verzorging van het pasgeboren kind niet zo voortreffelijk geschieden als bij ons, ontstaat nu nog zeer veel blindheid door deze gonorrhoïsche oogbesmetting.
Het is nog niet zo lang geleden, dat wij tegen de gonorrhoe therapeutisch zeer slecht gewapend waren. Een maar matige actieve plaatselijke behandeling (door inspuitingen in het urinekanaal en locale behandeling van de baarmoederhals) konden we wel ondersteunen met algemene middelen en vaccin therapie, maar als regel duurde het toch nog geruime tijd voordat genezing verkregen werd. Een enorme vooruitgang werd verkregen door de toepassing van verschillende sulfanilamidederivaten, en enige tijd scheen het of men met deze geneesmiddelen de gonorrhoe in korte tijd zou kunnen uitroeien. Het was dan ook een grote teleurstelling, toen na enige jaren bleek dat de gonococcen zich geleidelijk aan deze nieuwe geneesmiddelenserie wisten aan te passen, en er zich nu niet meer zoveel van aantrokken, zodat we naast de nieuwe therapie weer naar de oudere behandelingsmethode moesten teruggrijpen om een gecombineerde behandeling toe te passen. Gelukkig is aan de hemel van de gonorrhoebestrijding een nieuwe ster opgegaan: het wondermiddel penicilline, waarvan we de grote betekenis al bij de syfilis hebben vermeld, blijkt ook een zeer krachtige invloed op de gonococcen uit te oefenen, en we nemen nu waar hoe de gonorrhoe in de overgrote meerderheid der gevallen door enkele penicilline-injecties is te genezen. Soms is dat zelfs al het geval met een enkele inspuiting, waarbij de penicilline in een bepaalde vorm wordt toegediend, zodat het praeparaat dan langer werkzaam blijft. Het is te hopen dat deze nieuwe hulp ook niet weer zal vastlopen op de blijkbaar zeer krachtige verdediging der gonococcenstammen.
Een minder belangrijke rol dan de gonorrhoe en de syfilis speelt het ulcus molle of weke sjanker. Dit is een geslachtsziekte die in Nederland niet veel Weke voorkomt, maar des te meer in vele andere . landen. Hierbij treedt enige dagen na het besmettende geslachtsverkeer vrijwel altijd aan het geslachtsorgaan een zweertje op dat pijn veroorzaakt, en in tegenstelling tot de primaire zweer bij syfilis — die hard aanvoelt en daarom harde sjanker wordt genoemd — niet is geïnfiltreerd en dus zacht aanvoelt. Deze zachte sjanker is pijnlijk, en wordt niet zelden gevolgd door een zeer pijnlijke veretterende klierontsteking of bubo in de lies. Verdere consequenties heeft deze geslachtsziekte niet.
Bij de beschrijving der geslachtsziekten is er al op gewezen dat alle geld, tijd en moeite, besteed aan de behandeling, waardeloos zijn, als de patiënt niet onder behandeling blijft, totdat de ziekte geheel en al genezen is. De practijk leert dat als er geen bijzonder toezicht wordt uitgeoefend op de lijders aan venerische ziekten, deze toch dikwijls de behandeling ontijdig afbreken. Afgezien van asociale, slechtwillende elementen blijven toch ook vele anderen weg, óf wel omdat zij niets meer bemerken en denken genezen te zijn, óf ook omdat zij er bezwaar tegen hebben te blijven lopen naar policliniek of spreekuur van de dokter, bevreesd dat het bekend zal worden aan welke ziekte zij lijden. Daarom zijn wij ervan overtuigd dat wij de geslachtsziekten niet op de juiste wijze kunnen bestrijden, als wij naast de behandeling niet kunnen beschikken over een sociaal-hygiënisch bestrijdingsstelsel, dat zich met de patiënten bezig houdt (follow-up stelsel). Dit stelsel heeft tot opdracht, de patiënten zoveel mogelijk te helpen, hun adviezen te geven, moeilijkheden uit de weg te ruimen enz. Daarnaast is het er op uit, zoveel mogelijk gevallen onder behandeling te brengen (case-finding).
Uitgaande van de patiënten die al onder behandeling zijn, moeten infectiebronnen en contacten worden opgespoord, onderzocht en zo nodig onder behandeling worden gebracht. Verder heeft deze sociale dienst tot taak, ervoor te zorgen dat de patiënten de behandeling ook blijven volgen totdat ze genezen zijn (case-holding).
In Nederland is dit bestrijdingsstelsel, dat het eerst in de provincie Z. Holland werd uitgewerkt, nu in iedere provincie opgedragen aan een commissie, samengesteld uit de kruisorganisaties. Deze commissie werkt onder toezicht van de Inspectie voor de Volksgezondheid en volgens adviezen van de Ned. Ver. tot Bestrijding der Geslachtsziekten. In vrijwel alle plaatsen van betekenis zijn thans adviesbureau’s gevestigd, die voor de plaats en het omliggende district met de bestrijding zijn belast. Aan het hoofd van het adviesbureau staat een leider-huidarts, die bijgestaan wordt door een — speciaal voor dit zeer moeilijke, uitermate veel mensenkennis, tact en toewijding eisende werk opgeleide — sociale werkster. De grote plaatsen hebben voor dit werk meer sociale werksters.
Berustte tot voor de oorlog deze bestrijding geheel op vrijwillige medewerking der patiënten, toch verlangde men al eens naar dwangmaatregelen om tegen een ernstig gevaar vormende asociale elementen te kunnen optreden. Dergelijke bepalingen zijn in de oorlogsjaren zonder nadere discussie ontstaan door het instellen van een verordening voor de bestrijding der geslachtsziekten (1940), die thans nog rechtsgeldig is en volgens welke bij personen bij wie dit op grond van ernstig verbreidingsgevaar der ziekte gemotiveerd wordt geacht, een gedwongen onderzoek kan worden ingesteld, en in bepaalde gevallen ook gedwongen opneming in een ziekenhuis kan worden geëist. Daarnaast rust op de zieke de plicht, zich te laten behandelen totdat de genezing is bereikt, terwijl op de arts de verplichting rust, ieder onder zijn behandeling zijnd geval van geslachtsziekte dat zich ongenezen aan de behandeling onttrekt, aan te geven.
Nu in ons land het aantal gevallen van geslachtsziekte zo is toegenomen, moet ook de vraag worden gesteld of het geen aanbeveling verdient onder de bevolking meer kennis te verbreiden inzake dit ernstige, onze volksgezondheid en ons geluk bedreigende euvel. Talrijke voorbeelden uit de ons omringende landen en ook uit Amerika leren ons, dat men daar op brede schaal aan volksvoorlichting inzake de geslachtsziekten bestrijding doet. Door middel van brochures, affiches en advertenties wordt de aandacht van het publiek gericht op het gevaar van geslachtsziekten (V.D. genoemd in de Engels sprekende landen).
Nu is het echter niet gemakkelijk om deze propaganda op de juiste wijze te voeren, want men dient niet te vergeten dat ook hier door een onjuiste voorlichting veel kwaad kan worden gesticht. Door beschrijving van ernstige ziektegevallen roept men fobieën in het leven. Stelt men de genezingskans zeer groot voor, dan meent het publiek dat het niet zo erg is, en soms ziet men — vooral in films die de geslachtsziektenstrijd beogen — de milieu’s waar deze ziekten worden verkregen zo aanlokkelijk voorgesteld, dat de jonge man of jonge vrouw het daar bestaande gevaar op de koop toe neemt. Ook moet men zich er wel voor wachten, door te veel over geslachtsziekten te praten de schijn te wekken alsof deze ziekten iets heel gewoons zijn. Door echter met deze en andere factoren rekening te houden, blijven er toch zeker zeer goede en ook voor ons land aanbeveling verdienende propagandamiddelen over, en het is zeker van belang dat deze zo spoedig mogelijk worden toegepast.
Tenslotte spreekt het wel vanzelf dat de directe bestrijding der geslachtsziekten langs medische en hygiënische weg niet voldoende is. Het geslachtsziekteneuvel staat in verband met talrijke maatschappelijke factoren, toestanden en wantoestanden, zodat de indirecte bestrijding — overigens een uitermate moeilijk terrein — ook van de grootste betekenis moet worden geacht.
E. H. HERMANS
W. L. L. Carol, Leerboek der huidziekten, 1944.
E. H. Hermans, Framboesia tropica, 1931.
J. D. Kayser, Tropische huidziekten, 2de dr. 1929.
J. R. Prakken, Leerboek der geslachtsziekten, 1948.
C. Ph. Schokking, Huid- en geslachtsziekten, dl. 4 in J. Hekman, Handboek der ziekenverpleging, 2de dr. 1946.
Sexuele hygiëne. Tijdschrift uitgegeven door de Ned. Vereniging tot Bestrijding van Geslachtsziekten.
De bestrijding van de thans heersende epidemie van geslachtsziekten, Verhandelingen van het Instituut voor Praeventieve Geneeskunde, 1946 no 5.