Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Blindheid

betekenis & definitie

Als basis voor het begrip blind kan men i.h.a. niet de gezichtsscherpte als zodanig aanmerken, daar er personen zijn met een goede, zelfs zeer goede, centrale gezichtsscherpte, die practisch als blind beschouwd moeten worden. Zulke personen lijden dan aan een zo sterke beperking van hun gezichtsveld, b.v. bij glaucoom, sommige netvliesaandoeningen (retinitis pigmentosa) e.d., dat zij slechts een uiterst beperkt deel van hun omgeving kunnen waarnemen.

Bovendien speelt de psychische gesteldheid van de betrokken persoon een zeer grote rol bij de beoordeling van zijn al of niet volwaardigheid in dit opzicht (blinde musici e.d.). Voorts moet men onderscheid maken tussen de wetenschappelijke en practische omschrijving van het begrip blind; onder de eerste verstaat men het geheel ontbreken van iedere lichtgewaarwording van het oog, onder de tweede vallen uiteenlopende opvattingen, van een gezichtsvermogen van 1/10 tot enkele 1OOsten (Van der Hoeve, 1937).Wij kennen vrij nauwkeurig het aantal blinden, dat in de gehele wereld op 100 millioen wordt geschat. In ons land zijn thans ruim 4000 blinden, in Indonesië ca 250 000 (Thijsse, 1939). Ons land heeft, in vergelijking met andere landen, sedert jaren een zeer laag blindengetal, d.w.z. het aantal blinden per 100 000 inwoners bedraagt ca 50. Gedeeltelijk is dit gunstige cijfer te beschouwen als het resultaat van een goede sociale toestand, gedeeltelijk van snelle deskundige hulp, dank zij de geringe afstanden.

Daar de bestrijding en vooral de voorkoming van de blindheid een aangelegenheid van internationaal karakter is, heeft men in 1929 — ter gelegenheid van het 13de Internationale Oogheelkundige Congres te Scheveningen— de Internationale Verenigingter Voorkoming van Blindheid opgericht, die reeds zeer veel zegenrijk werk heeft verricht.

Voor een goed begrip van de omvang der blindheid is het wenselijk de oorzaken hiervan te verdelen in twee groepen, de uitwendige en de inwendige, waarbij men alleen die gevallen moet meetellen die door oogartsen zijn onderzocht en behandeld.

Van de eerste groep, die veroorzaakt wordt door uitwendige invloeden, moeten in de eerste plaats genoemd worden de oogverwondingen, die aanleiding geven tot een betrekkelijk zeer groot percentage blinden, ongeveer 30%. Hierbij komen de meeste gevallen voor bij mannen van 18 tot 50 jaar als gevolg van beroeps- of bedrijfsongevallen. Men kan deze verdelen in die, welke veroorzaakt worden door vaste voorwerpen, vloeistoffen, gassen, of door de inwerking van schadelijk licht (ultraviolette, infrarode stralen). Hoe sneller en deskundiger de eerste hulp wordt verleend, des te minder kans is er op blijvende invaliditeit als gevolg van blindheid, veroorzaakt door de z.g. sympathische ofthalmie, d.w.z. door een ontsteking van het niet getroffen oog, dat mede lijdt door de verwonding van het andere. Ook bij kinderen komen vrij veel oogverwondingen voor, meestal als gevolg van onverstandigheid der ouders of door onvoorzichtigheid.

In de tweede plaats dient hier vermeld te worden het trachoom, een vooral in tropische gewesten zeer verbreide besmettelijke oogziekte, die door aantasting eerst van het bind- en vervolgens van het hoornvlies aanleiding geeft tot uitgebreide veranderingen van het oog, waardoor het gezichtsvermogenernstig wordt bedreigden die tenslotte vaak tot blindheid leidt. In Indonesië neemt het een eerste plaats in onder de oorzaken van blindheid: op Java vindt men zelfs plaatsen waar meer dan 50% der bevolking aan deze ziekte lijdt. Het percentage blinden, hierdoor veroorzaakt, schatte Mulock Houwer (1933) in de buurt van Soerabaja op meer dan 10%; vrouwen worden iets meer aangetast dan mannen.

In de derde plaats moet genoemd worden de blennorrhoe, de gonorrhoïsche ontsteking van het bindvlies, veroorzaakt door de infectie met gonococcen, welke b.v. in Indonesië veel meer bij volwassenen dan bij kinderen voorkomt. Bakker te Batavia noemt een percentage van 2% van alle oogaandoeningen. In Egypte is deze aandoening nog veel frequenter; zij is waarschijnlijk identiek met de z.g. Egyptische oogziekte, welke nog steeds in zeer hevige mate in het Nabije Oosten om de Middellandse Zee heerst.

In de vierde plaats komen enkele infectieziekten in aanmerking, zoals pokken en lepra, vooral in tropische streken (Indonesië), al zijn hieromtrent geen juiste cijfers bekend. Het aantal lepralijders in Indonesië bedraagt naar schatting 50 000, het aantal blinden onder hen ongeveer 1000 (Thijsse); hoornvliesontaarding en regenboogvliesontsteking zijn hier de voornaamste oorzaken van blindheid. In tegenstelling tot de tropen komen in Europa vooral tuberculose en scrofulose in aanmerking als oorzaken van blindheid. Hierbij worden practisch alle delen van het oog aangetast: het langdurige bestaan van de aandoening speelt een overwegende rol.

Vergelijkend overzicht van het aantal blinden per 10 000 inwoners in verschillende landen Palestina .... . . 166,7 Verenigde Staten . . . 8,2 Egypte . . 119,7 Frankrijk 8,1 Perzië . . 24,9 Z.-Afrika (Eur.) . . . 7,6 Letland .... . . 22,5 Argentinië 7,5 Estland .... . . 21,7 Finland 7,1 Eur. N.-Afrika . . 20,7 Italië 6,9 Algerië .... . . 18,8 Tsjecho-Slowakije . . 6,8 Japan . 17,0 Polen 6,7 Rusland .... . . 16,9 Zweden 6,1 Litauen .... . .' 15,4 Zwitserland 5,7 Br.-Indië .... . . 15,0 Duitsland 5,3 Ned. Indië . . . . . 14,9 Roemenië 5,1 Bron: Internationaal Oogheelkundig Congres, Amsterdam 1929 Men schat het aantal blinden, hierdoor veroorzaakt, op 0,5 tot 0,9% van het totaal. Van de andere infectieziekten, welke overigens veel minder aanleiding tot blindheid geven, spelen difterie (0,5%), roodvonk (1,5%), mazelen (3,5%) en tyfus (1,07%) een rol. De syfilis geeft bijna overal ter wereld aanleiding tot een belangrijk percentage blinden, hetgeen begrijpelijk wordt, indien men bedenkt dat deze ziekte, evenals tuberculose, op alle delen van het oog een ernstige en langdurige werking kan uitoefenen. Het meest komt de hoornvliesaandoening voor, de z.g. keratitis parenchymatosa, zowel aangeboren als verworven, die bij niet tijdige herkenning of behandeling zeer ernstige gevolgen heeft voor de functie van het oog. Gelukkig is, dank zij een betere en meer afdoende behandeling dan vroeger, het aantal blinden ten gevolge van deze aandoening belangrijk gedaald, zo b.v. in Amerika tot 0,3%.

Voor xerofthalmie, welke aanleiding geeft tot een enorm hoog percentage blindheid (volgens Thijsse op Atjeh zelfs 25%!).

Een grote groep van gevallen van blindheid wordt voorts gevormd door aangeboren afwijkingen, misvormingen van de verschillende delen van het oog, welke gedeeltelijk het gevolg zijn van overerving. Het is de vraag of men hier op de een of andere wijze afdoende tegen kan optreden: voorzover het z.g. dominante erfelijke aandoeningen betreft, zou men door sterilisatie der ouders iets kunnen bereiken, in de z.g. recessief erfelijke gevallen echter zeker niet. Tot de aandoeningen die in zekere zin nog tot de aangeboren oogaandoeningen moeten worden gerekend, behoort het z.g .juveniele glaucoom, hetwelk, evenals de cataract, in sommige families op steeds jeugdiger leeftijd optreedt en aldus steeds meer een bedreiging voor het gezichtsvermogen vormt. K. T. A.

HALBERTSMA Ch. H. May, Beknopt leerboek der oogziekten, voor Nederland bewerkt door G. J. Schoute, 8ste dr. 1948.

H. J. M. Weve, Leerboek der oogheelkundige onderzoekingsmethodes, 1942.
G. F. Rochat, Oogheelkunde voor den algemeenen arts, 1928.
A. J. Poulard, Traité d'ophtalmologie, 2 dln, 1923.
J. H. Parsons, A Textbook of Ophtalmology, 10de dr. 1944.
A. Fuchs, Lehrbuch der Augenheilkunde, 1926.

Th. Axenfeld, Lehrbuch und Atlas der Augenheilkunde, 8ste dr. 1935.

A. Brückner und W. Meisner, Grundriss der Augenheilkunde, 2de dr. 1929.
A. Vogt, Lehrbuch und Atlas der Spaltlampenmikroskopie, 3 dln, 1931-1942.

< >