Aangenomen mag worden, dat het tandbederf een der meest verbreide ziekten is. De tandheelkundige behandelingen vragen meestal veel tijd, met als gevolg hoge kosten.
Voor de volksgezondheid is dit een zeer belangrijk punt. Door verzekering (ziekenfondsen) is het mogelijk, dht ook de onkosten voor de tandheelkundige behandeling door iedereen gedragen kunnen worden.
Deze belangrijke sociale verbetering werd tot stand gebracht in samenwerking met de Ned. Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde.
Het doel van deze vereniging, waarvan ca 1150 tandartsen lid zijn, is niet alleen de tandheelkundige wetenschap te bevorderen (dit is meer het doel van de Ned. Ver. v.
Tandartsen), maar ook de sociale zijde van de tandheelkunde te bestuderen en te verbeteren. Vóór de oprichting der Maatschappij in 1914 bestonden reeds plaatselijk verenigingen van tandartsen (Rotterdam 1901), die door het oprichten van tandheelkundige policlinieken zeer goed sociaal werk verrichtten.
Toch blijkt dit nog niet voldoende te zijn. De Ned.
Ver. tot Bestrijding van het Tandbederf ‘Het Ivoren Kruis’, door tandartsen en leken opgericht in 1910, maakt propaganda voor een goede tand verzorging.
Van de inhoud der door haar uitgegeven r brochures (Mond- en Tandhygiëne, Het A.
B. C. van de tanden e.a.) behoort iedereen op de hoogte te zijn.
Vroegtijdige controle en behandeling van het gebit behoren tot haar voornaamste doelstellingen. Vroegtijdig trekken van tanden en kiezen kan zo voorkomen worden; een gebit, waarin tanden en kiezen ontbreken is veel meer vatbaar voor tandbederf dan een gebit met een mooi regelmatige, geheel gave tandenrij.
De kleuter- en schooltandverzorging is thans al in enkele delen des lands ingevoerd.De tandarts is bevoegd tot het uitoefenen der tandheelkunde. De opleiding is universitair, aan de Rijksuniversiteiten te Utrecht en Groningen. De arts, die zich na zijn medische opleiding gespecialiseerd heeft in de tandheelkunde noemt zich gewoonlijk mondarts.De kaakchirurg heeft ook eerst de medische studie volbracht, om zich daarna te specialiseren in de chirurgie van de mond en omliggende gebieden. De laatste jaren is men bezig, hier te lande in navolging van het buitenland een opleidingsschool te stichten voor (gediplomeerde) mondverzorgsters. Deze zullen onder toezicht van de tandarts minder verantwoordelijk, doch vaak tijdrovend werk van hem ovememen, b.v. mondreinigingen en de verwijdering van tandsteen. Vooral in policlinieken en bij de kleuter- en schooltandverzorging kunnen zij zeer belangrijk werk doen. De tandheelkundige oefent, met minder ruime bevoegdheid dan de tandarts, zelfstandig een deel der tandheelkunde uit. Het diploma van tandheelkundige wordt thans niet meer uitgereikt.
Een belangrijke plaats in de tandheelkunde neemt de tandtechnicus in. Het laboratoriumwerk, dus het werk buiten de mond, wordt door hem in opdracht van de tandarts verricht. De technicus wordt door de tandarts of door een reeds volleerde vakgenoot opgeleid. Hij kan in dienst zijn van een tandarts, maar ook zijn er bedrijven die zich zelfstandig toeleggen op de tandtechniek, de z.g. tandtechnische laboratoria, waar de tandarts zijn opdrachten laat uitvoeren.
U. J. VAN DIJK
A. J. P. van den Broek, Leerboek der algemene ontleedkunde voor tandartsen, 1944.
G. Port und H. Euler, Lehrbuch der Zahnheilkunde, 5de dr. 1934.
C. H. Witthaus, Ons gebit en de bestrijding der tandziekten, 1935.