Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

KERKEN EN KERKTORENS

betekenis & definitie

[i]Romaanse tijd.

[/i]Uit deze periode zijn in Zeeland geen kerken bewaard overgebleven. Enkele opgravingen hebben aangetoond, dat er in dat tijdvak ook in deze provincie wel kerken werden gebouwd (Aardenburg, Hannekenswerve, Haamstede).

13 en 14e eeuw

Zeeuws- Vlaanderen.

Het oudste kerkgebouw dat overbleef, is de Sint-Bavokerk in Aardenburg, schip en dwarsbeuk gebouwd omstreeks 1250. Het is een kruisbasiliek, behorend tot de Scheldegotiek. De zware pijlers van het schip worden bekroond door Doornikse knopkapitelen.

Eenzelfde soort kapitelen vindt men ook te Cadzand. Deze kerk heeft twee even hoge beuken, derhalve de hallekerkvorm. Een volledige hallekerk heeft drie even hoge en even brede beuken. Dit type stamt uit Vlaanderen en heeft houten tongewelven (→ kapconstructie) als ruimte-overdekking. De kapel van de uithof van de cisterciënzer abdij Ter Duinen bij Kloosterzande is na 1250 gebouwd. Er is verondersteld, dat deze kloosterorde grote invloed op de bouwkunst in vele streken van ons land heeft gehad.

14e eeuw.

Midden-Zeeland.

Van het einde van de 13e eeuw tot in de 16e eeuw is het houten tongewelf de meest gebruikelijke overwel ving in een Zeeuws kerkgebouw. Zo ook in de grote reeks eenvoudige bakstenen dorpskerken, die op Zuid-Beveland in de 14e eeuw tot stand kwam. Zij kenmerken zich door een ongecompliceerde opzet. Vele hebben een rechtgesloten koor (’s-Gravenpolder.; ’s-Heer-Abtskerke, later gewijzigd; Sinoutskerke, gesloopt in 1906). Andere hebben de meer gebruikelijke veelhoekige sluiting. Enkele bezitten een detaillering met geprofileerde bakstenen rond de vensters aan de buitenzijde en een rijke wandgeleding binnen.

Typisch voor deze Zuidbevelandse kerken zijn de dwarsschipachtige zijkapellen. De Zuidbevelandse kerken hebben vrijwel alle een zware bakstenen toren, die hoog boven het landschap uitsteekt. De fraaiste is Kapelle.

Nagenoeg ongeschonden zijn eveneens ’s-Heer-Abtskerke, ’s-Heer-Arendskerke, Oudelande, Baarland en Wemeldinge. Bij deze reeks sluit ook de toren van Oostkapelle (W) aan.

Buiten Zuid-Beveland bleef door verwoesting in de 80-jarige oorlog en door overstromingen weinig van de 13e- en 14e-eeuwse kerken over. Het belangrijkste overblijfsel is de Koorkerk te Middelburg, behorende tot het grote abdijcomplex der premonstratenzers. De kerk werd door uitbreiding en herstel na de brand van 1568 belangrijk gewijzigd. De Gasthuiskerk te Middelburg is een kloosterkerk, het koortje ervan is 13e eeuws.

Restanten van de vroege 14e-eeuwse bouwkunst op Walcheren zijn de torens van Ritthem en Zoutelande. Een aantal kerken ontwikkelde zich sedert het einde van de 14e eeuw geheel of gedeeltelijk tot hallekerk. Meestal ontstond deze ruimtevorm door verbouwing en vergroting van een bestaande kerk (Vlissingen). Direct als hallekerk werd na 1432 de verplaatste kerk van Westkapelle gebouwd. Hiervan rest alleen nog de naar Vlaams-Brabants voorbeeld gebouwde toren.



Schouwen

Op Schouwen toont het 16eeeuwse halleschip van de kerk te Brouwershaven een vroeg 14e-eeuwse → kapconstructie, overblijfsel van een ouder gebouw, waaruit zich de oude ruimtevorm goed laat aflezen. Door verbouwing van de tweebeukige kerk te Dreischor ontstond een hallekerk.

15e en 16e eeuw.



Brabantse bouwschool.

Deze werd gedragen door bouwmeesters en steenleveranciers uit de streken rond Brussel en Antwerpen en heeft in de 15de en de eerste helft van de 16e eeuw in Zeeland grote invloed gehad, vooral door het streven naar meer waardigheid van de grote en kleine steden en hun kerkelijke instellingen. Op het platteland was de invloed kleiner en stelde men zich tevreden met de oudere kerken. De Brabantse bouwschool maakte vooral gebruik van de witte natuursteen uit België (→ bouwmaterialen). De gebouwen uit die periode zijn daaraan te herkennen. Sedert het einde van de 15e eeuw werd er de Bentheimer zandsteen aan toegevoegd, makkelijker te bewerken. Op den duur kreeg die een zeer donkere kleur.

De grote Brabantse bouwmeesters, Everaert Spoorwater en leden van het geslacht Keldermans uit Mechelen, hebben hun stempel gedrukt op de Sint-Willibrorduskerk te Hulst, de Maria Magdalenakerk te Goes, de kerk te Veere en die te Tholen, alle gebouwd in de vorm van een basiliek met hoog opgaande middenbeuk, in steen gewelfd (→ gewelf, → luchtboog). De eerste en de laatste kregen een kooromgang met kapellen; in Goes was er geen ruimte voor en in Veere kwam het koor nooit tot stand. In Brouwershaven werd in het begin van de 15e eeuw begonnen aan een nieuw koor met omgang en kapellen, op de overgang van baksteengotiek naar Brabantse gotiek. Ook een aantal dorpskerken en kerken van kleine steden werden in de nieuwe, meer sobere vormen verbouwd. Voorbeelden: Yerseke, Kapelle, Kloetinge, Sint-Maartensdijk, Scherpenisse en Haamstede. Op Zuid-Beveland was het in deze tijd gebruik aan de onderzijde van de kap houten beelden aan te brengen (→ kapconstructie).

Veelhoekige torens

De kerk te Hulst heeft naar Vlaams voorbeeld een achtzijdige stenen kruisingstoren, rustende op de vier kruispijlers. De zware vierkante torenonderbouw staat als een blok midden in de kerkruimte: een overblijfsel van een 14e-eeuws bouwwerk. Ook elders in Zeeuws-Vlaanderen had men dergelijke torens. De torenstomp van Sint-Anna ter Muiden is er een restant van. In Zeeland komen kleinere kerktorens voor, die op een vierkante voet een achtkant bovendeel hebben (Kruiningen, ’s-Gravenpolder, Noordwelle, Poortvliet). De Abdijtoren in Middelburg heeft een achtkante plattegrond. De toren van Nieuwerkerk (Duiveland), in de Tweede Wereldoorlog verwoest, had een zeskante plattegrond.



Onvoltooide torens

In de periode van de Brabantse gotiek begon men ook aan de bouw van enkele torens, die een onwaarschijnlijke hoogte moesten bereiken en onvoltooid bleven. De Sint-Lievens Monstertoren te Zierikzee, staande voor een 110 m lange kerk, had 180 m hoog moeten worden maar werd maar 60 m. Eveneens onvoltooid bleef de toren van Veere. De kerken van Brouwershaven en Haamstede waren voorbestemd om een toren te krijgen maar de uitvoering bleef achterwege. Scherpenisse heeft een torenstomp.

1580 en later.

Na de verwoestingen in de 80-jarige oorlog bleef, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, op Walcheren en op Schouwen, van vele kerken slechts een gedeelte in gebruik, dat sober werd hersteld. Meestal kreeg de ruimte een vlak plafond of een geheel open kap. Een houten tongewelf of stucplafond werd later aangebracht. In 1618 verbrandde in Goes door onoplettendheid van een loodgieter de Maria Magdalenakerk. Bij de herbouw werd een geheel nieuw schip gebouwd in gotische vormen. Merkwaardig is, dat de aannemers van dat werk Antwerpse meesters waren, die in dezelfde tijd daar een jezuïtenkerk bouwden. Men dient te bedenken dat dit tijdens het Twaalfjarig Bestand gebeurde.

Zelden werd een geheel nieuwe kerk gebouwd ter vervanging van een verwoest gebouw. Echte protestantse kerken kent Zeeland weinig. Het belangrijkst is de Oostkerk in Middelburg, een achtkante koepelkerk (1647-1667). Verder IJzendijke en Burgh, beide op een centraal gerichte plattegrond en enkele eenvoudige zaalkerkjes (Retranchement, Koudekerke, Colijnsplaat en SintPhilipsland). De kerkbouwactiviteiten in de 18e eeuw zijn gering. In Middelburg, Vlissingen en Zierikzee werden Lutherse kerken gebouwd.

Tussen 1820 en 1860 werden vele nieuwe kerken gebouwd naar het ontwerp van waterstaatsingenieurs, aangezien de kerkbouw toen een staatszaak was. Voorbeelden: hervormde kerken te Heinkenszand en Arnemuiden.

Volgens de beginselen van de neogotiek werd de kerk te Wolphaartsdijk gebouwd en een aantal Rooms-Katholieke kerken op Zuid-Beveland en in Zeeuws-Vlaanderen. Verdwenen kerken. Reeds in 1575 viel de Westmonsterkerk te Middelburg, gelegen op de huidige Markt, op last van prins Willem van Oranje. De Noordmonsterkerk aan het Hofplein volgde in 1834. In Sluis werd de O.L.Vrouwekerk, een Vlaamse kruiskerk met hoge vieringtoren, in de 18e eeuw opgeruimd en de 13de-eeuwse Sint-Janskerk werd na een brand in 1823 gesloopt. In 1832 verbrandde de Sint-Lievensmonsterkerk in Zierikzee en werd vervangen door een kolossale neoklassicistische kerk.

Sedert het einde van de 19e eeuw zijn de meeste kerken die de eeuwen trotseerden, in goede staat gebracht.

De Tweede Wereldoorlog veroorzaakte grote schade, die in enkele gevallen onherstelbaar was (Ellewoutsdijk, Oostburg, Schoondijke, Ouwerkerk).

De watersnoodramp van 1953 bezegelde het lot van de kerken te Elkerzee en Sirjansland. De 20ste eeuw leverde enkele nieuwe kerken op (Middelburg, r.k.kerk; Ouwerkerk; Oostburg) voornamelijk als gevolg van verwoestingen in de oorlog.

Zie kleurenplaat XIII; t.o. pag. 240.

LITERATUUR

H. Janse, Kerken en torens. H. Janse, Lotgevallen der Nederlandse Kerkgebouwen. Devliegher, De opkomst van de kerkelijke gotische bouwkunst. Van Swigchem,200jaar monumenten van bouwkunst. De Lussanet de la Sablonière, Langs Zeeuwse monumenten.

< >