Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BOUWMATERIALEN

betekenis & definitie

(zie ook → bouwkunst, → bouwtechniek, → dakbedekking). De toepassing van bouwmaterialen heeft vanzelfsprekend ook in Zeeland een hele ontwikkeling doorgemaakt: van met dierehuiden vervaardigde onderkomens (‘tenten’) in de Oude- en Midden-Steentijd (→ Prehistorie) tot de haast onverwoestbare constructies van gewapend beton in onze moderne tijd.

In de Late Steentijd werden er voor het eerst ‘echte woningen’ gebouwd, bestaande uit houtwerk (staanders en liggers), met klei of leem bestreken vlechtwanden en daarboven rieten daken.In de Romeinse tijd verschenen er bouwwerken van natuursteen. Voorbeelden: De Romeinse vesting te → Aardenburg met o.a. torens, poorten en muren van → Doornikse steen en tufsteen (beide steensoorten werden in grote hoeveelheden aangevoerd); de → Nehalennia-heiligdommen te Domburg en Colijnsplaat; fundamenten van gebouwen te Haamstede.

De Romeinen hebben in Zeeland op tal van plaatsen bouwmateriaal van gebakken klei gebruikt: dakpannen (tegulae en imbrices), plavuizen en hypocausttegels. De wanden van enkele belangrijke gebouwen waren voorzien van pleisterwerk dat dikwijls fraai beschilderd was.

Eeuwenlang is in Zeeland als bouwmateriaal ook gebruik gemaakt van op maat gestoken kleiplaggen. Voorbeelden: de woningen in de 9e-eeuwse vluchtburg te Oost-Souburg (→ burgen), maar ook de nog in vrij recente tijd voorkomende plaggehutten, keten van polderjongens, schaapskooien e.d.

Natuursteen.

Voor ca. 1200 was men de kunst van het maken van baksteen niet machtig. Men gebruikte toen natuursteen, met name vulkanische tufsteen uit de Eifel, die op enkele plaatsen in Zeeland (voormalige kerk Hannekenswerve bij Aardenburg; abdij kelder Middelburg; Ned.Herv.kerk te Haamstede e.a.) aangetroffen is; in Zeeuws-Vlaanderen ook groene rolstenen uit de streek ten zuiden van Brugge; in de 13e eeuw en in het eerste kwart van de 14e eeuw grijze Doornikse steen (Aardenburg St.-Bavo, Middelburg Balanspoort, Kloetinge koor kerk, Zierikzee Nobelpoort) als versieringsmateriaal en voor constructies. Daarna algemeen witte kalksteen uit streken ten oosten en ten westen van Brussel, bekend als Gobertanger en Ledesteen. Hiermee werden soms hele gevels bekleed, daarachter baksteen.

Tegen het jaar 1500 gaan grote Brabantse steenhouwersateliers voor profiel- en beeldhouwwerk Bentheimer zandsteen verwerken, tot in de 18e eeuw een geliefd materiaal, o.m. woonhuisgevels in Vlissingen, Middelburg en Zierikzee; ook blauw-grijze kolenkalksteen o.a. aan het stadhuis van Middelburg onder de namen arduin uit Valenciennes (1452) en blauwe arduin uit Nijvel (1510). Deze blauwe steen is veel voor grafzerken en stoepen gebruikt; in kerkvloeren ook tegels van Gobertanger.

Zeer oud (12e eeuw) kan de rode zandsteen uit het Westerwald zijn, meest oude altaarsteen of sarcofaagdeksel.

Baksteen.

Tegen 1200 voor het eerst gemaakt. De oudste zijn zeer grote zg. kloostermoppen, geelrood van kleur, vermoedelijk gebakken van tertiaire kleisoorten in West-Vlaanderen. Op de Zeeuwse eilanden dieprode stenen van zeeklei, gebakken in veldovens, gestookt met darinc, zouthoudende turf. Gevolg van het hoge zoutgehalte in klei en turf was, dat tijdens het bakproces soms een donkergroen glazuur ontstond, vooral op de korte zijden, de koppen. Het glasachtig vervloeien van kleimateriaal bij hoge temperatuur heet sinteren. Groene sintertoppen zijn kenmerkend voor de Zeeuwse moppen, vaak gebruikt voor versiering in gevelvlakken, ruiten, schuine kruisen e.d.: noordzijde Zuidhavenpoort Zierikzee en torens Nobelpoort aldaar.

Er waren steenbakkerijen in Biezelinge en Tholen. Reeds vóór het midden van de 14e eeuw kwamen kleinere stenen uit Zuid-Holland in Noord-Zeeland. Vermoedelijk zijn de Zeeuwse steenbakkerijen in de 15e eeuw grotendeels verdwenen.

Er zijn bij latere bouwwerken veel oude stenen, afkomstig van afbraak vooral van kerken en van kastelen, verwerkt. Dit leverde muren van slechte kwaliteit. Na de 80-jarige oorlog was men aangewezen op Hollandse baksteen, die duur was door het lange transport. In de 18e eeuw kwamen er veel dunne donkerrode stenen van de Utrechtse Vecht. Rond 1860 komen de machinaal vervaardigde bakstenen, o.a. te Middelburg, aan de weg naar Nieuw- en St. Joosland, de steenfabriek van Fok Brouwer en te Aardenburg de Aardenburgse steenfabriek.

Hout.

Tot in het begin van de 17e eeuw werd over het algemeen eiken gebruikt, meestal in Dordrecht gekocht, afkomstig uit de Rijnstreken. Soms werd naaldhout toegepast o.m. voor deuren, vloeren en dakbeschot (Windenburg, Dreischor, 1476). Begin 17e eeuw komt naaldhout ook voor constructies in gebruik. Vroegste voorbeeld: ‘De Houttuin’ in Veere (1614).

De kap van de Oostkerk te Middelburg is nog van eiken (1660).



LITERATUUR


J. Hollestelle, De steenbakkerij. H. Janse, Kerken en torens. Natuursteen in monumenten.

< >