Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

GOUD- EN ZILVERSMEDEN

betekenis & definitie

Beide ambachten worden meestal niet streng gescheiden, onder dezelfde noemer begrepen en de begrippen worden door elkaar gebruikt. In Zeeland zijn drie zilversmidsgilden bekend geweest: Middelburg, Zierikzee en Vlissingen, waarbinnen goud- en zilversmeden gedurende eeuwen en tot aan de opheffing der gilden aan het eind der 18e eeuw verenigd zijn geweest.

Keuring van gouden en zilveren werken geschiedde in dat tijdvak onder de verantwoordelijkheid van de deken van het gilde. Later kwam er een andere waarborgregeling voor in de plaats, vastgelegd in ordonnanties, wetten en Koninklijke Besluiten (Bataafse Republiek, Koninkrijk Holland, Koninkrijk der Nederlanden) en werden in verscheidene plaatsen keurkamers ingesteld.

Middelburg:

een groot en belangrijk, zij het niet altijd even bloeiend gilde, dat bekwame meesters heeft opgeleverd. Reeds in 1366 wordt de naam van een zilversmid vermeld, nl. Tieleman de silversmit, die uit gevangenschap werd ontslagen. De oudste ordonnantie werd door de stad Middelburg in 1455 aan de goudsmeden gegeven, waaruit blijkt dat deze toen reeds in een gilde verenigd waren.

Op 2 februari 1502 gaf Philips de Schone een belangrijke en voor het gehele land geldende ordonnantie uit, die op 13 april 1551 door Karei V werd herzien. Een laatste ordonnantie werd door de stad op 19 januari 1805 aan de goud- en zilversmeden gegeven.

Het aantal zilversmeden vóór 1560 is niet bekend, maar wel staat vast dat tussen 1560 en 1800 meer dan zeshonderd personen hun meesterproef hebben afgelegd. In 1780 waren in Middelburg nog vijftig zilversmeden werkzaam.

Na de Franse revolutie, die de opheffing der gilden tot gevolg had, was het inwonertal tot op de helft gedaald en de bloeiperiode van dit scheppende ambacht voor altijd afgesloten. De industrie zou de vervaardiging overnemen. In 1807 waren er nog achtentwintig zilversmeden, waarvan er zestien ouder waren dan 50 jaar. Zij hielden zich bezig met de vervaardiging van kleine voorwerpen, streeksieraden en met reparaties. In het verdere verloop van de 19e eeuw zijn slechts enkele zilversmeden werkzaam geweest. Bekwame zilversmeden waren: 16e eeuw: Matthijs Molckman, Lauwereins de Rasier; 17e eeuw: Matthias Boreel, Isak de Cliever, Francois de Cliever, Jacobus Potholt; 18e eeuw: Jan de Bonte, Joh.

Kuijpers, Cornelis Jeffrey, Christiaan Ryckert, Daniël Jeffrey, Philips Jacobus Kops, Pieter Oosterman, Jacobus de Voet, Ph. → Priee, Hendrik Boshart, Joost Wierighs, Joh. D’hoy, Willem Langebeke, L. Potmans; 19e eeuw: Cornelis → Tevel, Anth. Janse, A. Wilod.

Van de meesten is spectaculair werk bewaard gebleven. Hoewel niet veelvuldig, wordt het in het Rijksmuseum te Amsterdam, de musea te Middelburg, Vlissingen en Goes, evenals in verschillende Hervormde kerken aangetroffen.

Zierikzee:

reeds in de 14e eeuw waren hier zilversmeden werkzaam. Hun namen vinden vermelding in de poorterboeken. De vroegstgenoemde is Michiel die goutsmit (1306), terwijl uit diezelfde eeuw nog een vijftal namen van zilversmeden bekend zijn. Later neemt hun aantal toe, maar in totaal zijn er slechts een 70tal namen van zilversmeden bekend. In een groot charter van 1425 is reeds sprake van een Zierikzees goudsmedengilde, in 1502 vervangen door de ordonnantie van Philips II, in 1551 door Karei V herzien. Van de bewaard gebleven voorwerpen zijn de bekendste: thesauriersschaal uit 1580 in het museum te Zierikzee en een beker van het St.-Jacobsgilde te St.Maartensdijk in het Zeeuws Museum te Middelburg. Beide gemaakt door onbekende meesters.

Vlissingen:

over het gilde is nauwelijks iets bekend. Verschillende door Vlissingse zilversmeden vervaardigde voorwerpen bevinden zich in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Zeeuws Museum en het Museum te Vlissingen, waaronder een grote verguld zilveren beker met deksel, die aan het gilde heeft toebehoord en gemaakt werd door een onbekende zilversmid.

Goes:

hoewel een zilversmidsgilde zou hebben bestaan werd nimmer enig werk aangetroffen. Zilversmeden behoorden tot het Eligius- of smedengilde, waarin ook tinnegieters, horlogemakers, slotemakers enz. waren ondergebracht. De eerste ordonnantie omtrent het gilde is van het jaar 1586. Het is niet duidelijk of ooit zilversmeden deel van het gilde hebben uitgemaakt. In de 19e eeuw zijn namen van zilversmeden bekend en van hen is enig tot de streekdrachten behorend goud- en zilverwerk bewaard gebleven.

LITERATUUR

J. de Bree, Zeeuws zilver. Keikes, Goud- en zilversmeden. M.G.A. de Man, Goud- en zilversmidsgilde te Middelburg.

< >