Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

FREDERIKSPOLDER

betekenis & definitie

1

Polder in de gemeente → Kortgene (Noord-Beveland); opgenomen in het → Waterschap Noord-Beveland (opgericht 1959), thans → Waterschap Noorden Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 514 ha; hoogteligging gemiddeld 0.9 m + N.A.P. Door de bedijking van de Oostpolder werden de Frederiks- en de → Oud-Kortgenepolder de eerste binnenpolders van Noord-Beveland. De afwatering vindt plaats via het gemaal aan de → Adriaanpolder. De bedijking van de Frederikspolder kwam gereed in 1641. De polder dankt zijn naam aan Prins Frederik Hendrik, aan wie het bedijkingsoctrooi was verleend.

Nog steeds zijn enkele hofsteden in de Frederikspolder eigendom van het Staatsdomein.

De polder behoorde tot de heerlijkheden Kortgene en Noord-Beveland. Op de kaart van N. Visscher uit de tweede helft der 17e eeuw komt men aan de zuidgrens van de polder twee stukken ‘Volgerlandt’ tegen. Er was een onderscheid tussen het zgn. hoofden het volgerland; het laatste was inferieur aan het eerste door b.v. ligging of gesteldheid.

Bij de stormvloed van 1 februari 1953 inundeerde ook de Frederikspolder; op 12 april d.a.v. was hij weer watervrij.

Tot 1959 maakte de Frederikspolder deel uit van het uitwateringswaterschap Stads c.a. (opgericht 1871).

LITERATUUR

De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen.

2

Fredericuspolder.

< >