De vrouwelijke afdeling van de orde der → benedictijnen. Ze hielden zich zoveel mogelijk aan dezelfde kloosterregel die Benedictus had gegeven.
Hun arbeid behelsde o.a. het verplegen van zieken.In Zeeland is er slechts één klooster van de benedictinessen geweest, dat bovendien nog een zeer moeizaam bestaan heeft geleid, nl. dat van Werendijke tussen Biggekerke en Zoutelande, genaamd Porta Coeli, hemelspoort. Dit klooster wordt vermeld in 1249, toen graaf Willem II daar voor 200 gemeten land vrijdom van schot verleende. Vóór die datum moet dit convent er dus reeds hebben gestaan. Aangezien deze stichting geen levensvatbaarheid bleek te bezitten, gaf graaf Willem III op 14 april 1317 verlof tot vereniging met de abdij van Rijnsburg; dit is blijkbaar niet doorgegaan, want op 12 oktober 1317 geeft deze zelfde graaf verlof tot opname in de orde der → Johannieters te Kerkwerve (→ St.-Jan ten Heere) onder Domburg. Vóór 1330 had dit in ieder geval zijn beslag gekregen en waren de benedictinessen van Werendijke johannieternonnen geworden. De abdij van Rijnsburg (gesticht 1133) had op Walcheren rij ke bezittingen en een uithof vooral rond Oostkapelle, Serooskerke en Vrouwenpolder.
In 1277 verkocht Rijnsburg de uithof Westhove aan de abdij te Middelburg. Voordien was het bezit van Rijnsburg hier uitgebreid met 250 gemeten. In 1199 verruilde Dirk VII de heerlijkheid Aalsmeer, welke in het bezit was van Rijnsburg.
Voor Zeeland is ook van belang geweest de oude abdij der benedictinessen te Nijvel (gesticht ca. 645) waar St.-Gertrudis de eerste abdis was. Deze abdij heeft in ieder geval op Zuid-Beveland en op Duiveland bezittingen gehad. Niet toevallig daarom dat de kerken van Kloetinge, Oostende en Ouwerkerk (Duiveland) aan St.-Gertrudis zijn gewijd.
LITERATUUR
Schoengen, Monasticon Batavum. Romer, Kloosters en Abdijen. S. Muller Fz., De indeeling van het bisdom. C. Dekker, Zuid-Beveland.