(Goes 26 febr. 1840-Rotterdam 8 juni 1880). Jurist.
Studeerde te Utrecht, promoveerde in april 1862 in de beide rechten en vestigde zich als advocaat te Middelburg. In 1877 werd hij benoemd tot rechter in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, wat hij bleef tot zijn dood.Hij schreef: ‘Over het strandregt, zoo als het voorheen in Zeeland geldende was en uitgeoefend werd’ (in Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1857); een brochure: ‘Subsidiën van achterliggende polders aan calamiteuze polders’ (Middelburg 1867); ‘Twee octrooien aan doofstommen door de Staten van Zeeland tot het maken van een testament’ (in Bijdr. voor rechtsgeleerden 1869); en met E. Fokker: Tets over armenverzorging in vroeger dagen’ (in Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1878).
LITERATUUR
Nagtglas, Levensberichten.