(Zaandam 3 jan. 1808-Middelburg 1 juli 1867). Jurist.
Studeerde rechten te Gent, promoveerde er in 1830, nam vervolgens als vrijwilliger deel aan de Tiendaagse veldtocht (2-12 augustus 1831), werd in 1834 tot substituut-officier van justitie bij de rechtbank van eersten aanleg te Goes benoemd en tenslotte in 1846 tot raadsheer in het provinciaal gerechtshof te Middelburg. Dat bleef hij tot zijn dood. Behalve een aantal artikelen in tijdschriften, publiceerde hij: Algemeene beginselen van strafregt ontwikkeld (Middelburg 1852; 2 dr. 1860); Strafwetten. Opgave van speciale wetten en koninklijke besluiten (Middelburg 1857-1864); Wetboek van Strafrecht (Middelburg 1854; 3e dr. 1867). Verder stelde hij een catalogus samen van de in de bibliotheek van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bewaarde dissertaties (Catalogus der Bibliotheek van het Z.G.d.W. 1864).LITERATUUR
Nagtglas, Levensberichten. N.N.B.W., IV.