(’s-Hertogenbosch 1882-1970), bekend organisator en uitbouwer van het katholiek onderwijs in Nederland en met name in Noord-Brabant; Brabants historicus: was meer dan dertig jaar rector van de R.K. Leergangen te Tilburg als opvolger van dr.
H.Moller en was de grondlegger en eerste rector-magnificus van de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg; zoon van een beeldhouwer in Den Bosch; na de studie aan de seminaries van het Bossche Bisdom werd hij in 1907 priester gewijd in de St. Jan; Th. Goossens zette zijn studies voort aan de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam in de faculteit der letteren met als hoofdvak geschiedenis. Hij promoveerde in 1917 bij zijn vroegere hoogleraar prof. dr. H. Brugmans tot doctor in de Nederlandse letteren. In 1910 publiceerde hij zijn eerste historische studie over „protestantse martelaren” in de 16e eeuw.Hij promoveerde op een studie over Franciscus Sonnius (1506-1576), bisschop van ’s-Hertogenbosch en later van Antwerpen.
In 1917 was hij begonnen met de periodieke „Bossche Bijdragen” over de historie van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Met dr. Huybers nam hij in 1922 het initiatief tot oprichting van het Historisch Tijdschrift, dat in 1942 moest verdwijnen.
In 1921 was hij van Sint-Michielsgestel naar Tilburg verhuisd waar hij zich belastte met het rectoraat van de R.K. Leergangen, nadat dr. Moller ontslag had genomen. Daarnaast doceerde hij de cursus geschiedenis van de Leergangen, die in tien andere steden eveneens cursussen gingen verzorgen.
Toen in 1923 de Katholieke Universiteit niet in Noord-Brabant maar, na compromissen, in Nijmegen werd gesticht, begon hij aan de uitbouw van een der afdelingen van de Leergangen, boekhouden en economie, tot een Katholieke Economische Hogeschool, die in 1927 kon starten. De R.K. Handelshogeschool zoals de naam aanvankelijk luidde kreeg hem de eerste drie jaren als rector-magnificus. Hij doceerde er de economische geschiedenis van de Middeleeuwen totdat in 1947 prof. dr. L. Verberne deze taak van hem overnam. Zeer bekend werd zijn diesrede uit 1929 over „Het arme Brabant”; evenals in 1930 „Het Keerpunt van Brabant” uit de Franse tijd.
Hij publiceerde verder o.m. Onontgonnen Brabant (1932), ,,Van den wolwercke” (1936); Mr. F. F. R. van Hooff, een Brabants patriot 1755-1816 (1948) en vele artikelen in Taxandria, Brabantia Nostra en Bossche Bijdragen. Hij werd ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw; geheim Kamerheer van de paus, vervolgens Huisprelaat. Bij zijn 70e verjaardag werd een Brabantse feestbundel aangeboden onder de titel ,,Land van mijn hart” (1952).
Bron: Aug. Commissaris in Land van mijn hart, 1952. Inf. R.K. Leergangen.