Familie: Cheloniidae Zeeschildpadden (Caretta, Chelonia, Eretmochelys)
Het is hoogst merkwaardig, dat de vroegere schildpadden met enkele lijnen in hun stamontwikkeling in het water teruggekeerd zijn. Zeeschildpadden kenmerken zich door de tot peddels vergroeide ledematen, waarbij de bijzonder krachtige voorpoten met symmetrische slag het voortbewegen veroorzaken, de kleinere achterpoten sturen. Daar in de oceanen geen hindernissen zijn, hebben zowel de onechte-karetschildpad als de soepschildpad een wereldwijde verspreiding.
De wijfjes kruipen eenmaal per jaar, soms elk tweede jaar, op een zandstrand en graven daar met de achterpoten een peervormig gat. Hierin worden de kogelronde eieren gelegd, bij grote dieren kunnen het wel meer dan 100 stuks zijn. Daarna wordt het nest opgevuld, de oppervlakte geplet, en nog in de nacht van het eileggen keren de uitgeputte wijfjes in zee terug. Na vele weken, weer in de nacht, verschijnen plotseling de uitgekomen jongen op het zandoppervlak en rennen direkt naar zee. De grote zeeschildpadden hebben weinig vijanden. Daarentegen worden de eieren en jongen ernstig vervolgd, doordat varanen het nest uitgraven, of omdat de jongen door zeevogels buitgemaakt worden.
De ergste vijand van de zeeschildpadden is echter de mens die op kortzichtige wijze de eieren verzamelt en op de grote schildpadden jaagt, om hen voor soep of schildpadhoom te gebruiken.