Familie: Hydrophiidae Zeeslangen (Aipysurus, Laticauda, Microcephalophis, Pelamis)
Van de gifslangen zijn de zeeslangen af te leiden. De staart van de zeeslangen is tot een platgedrukt roer veranderd, de neusgaten liggen op de bovenzijde van de kop, het overbodige zout van het voedsel wordt door zoutklieren aan de kop afgevoerd. Hierbij komt, dat de meeste zeeslangen levendbarend zijn. Met hun gifapparaat komen zij geheel met de gifslangen overeen. Het verspreidingsgebied der zeeslangen is tot de warme zones van de Indische en Stille Oceaan beperkt. De meeste soorten leven bij de kust, en dikwijls in de monding van grote rivieren, waar, door de vermenging van zoetwater en zeewater een bijzonder rijk voedselaanbod is.
Daar bevinden zich vooral de primitievere soorten zeeslangen, zoals de platstaarten de bruine-zeeslangen. Zij behoren tot de zeer weinige soorten die eieren leggen.
Alle zeeslangen zijn viseters, veel soorten zijn echter op enkele vissoorten gespecialiseerd. Zo zou de kleinkoppigezeeslang de kokerwormen uit hun schuilplaats op de zeebodem halen. Alleen de geelzwarte-zeeslang is een echte bewoner van de open zee geworden en alleen hij heeft de kusten van Oost-Afrika en de westkust van Amerika bereikt, en alleen deze soort kan men midden in de oceaan tegenkomen.