Onderstam Conchifera Schaaldragers Klasse Monoplacophora (Neopilina)
Klasse Gastropoda Buikpotigen Onderklasse Streptoneura Voorkieuwigen Orde Diotocardia Oerslakken Superfamilies: Pleurotomariacea Slithorens (Fissurella, Haliotis, Pleur at omaria), Patellacea Schaalhorens, (Cellana, Patella), Trochacea Tolhorens (Gibbula, Turbo), Neritacea Nerieten (Nerita)
Orde Monotocardia Onderorde Mesogastropoda Middenslakken Superfamilies: Cyclophoracea Breedvoetslakken (Ampullarius, Viviparus), Valvatacea Pluimdragers (Valvata), Littorinacea Strandslakken (Littorina)
De ontdekking van de oerslak Neopilina, het primitiefste schaaldragende weekdier, in de vijftiger jaren van deze eeuw was een zoölogische sensatie. Men geloofde immers, dat de klasse der Monoplacophora uitgestorven was. Interessant is de gelede schikking van verscheidene gepaarde organen van deze diepzeebewoners. De vijf paar kieuwen zijn bij de op de rug liggende dieren te herkennen. De primitiefste levende vertegenwoordigers van de echte slakken zijn de in diepere regionen van de zeeën levende slithorens. Een sleuf in het dek van de mantelholte en in de schaal is voor dit, als fossiel reeds uit het Cambrium bekend, dier typerend.
Bij de zeeoren van het geslacht Haliotis is de sleuf tot een rij gaten vergroeid. De zeer mooie parelmoerglanzende schaal is erg vlak en breed, zodat hij mosselachtig lijkt. Het vlees van de zeeoren is in de Oostaziatische keuken als delicatesse bekend.De napschelpen zijn typische bewoners van de brandingszone van rotsige kusten. Bij laag water doorstaan zij aan de rotsen vastgezogen droogte en zonneschijn.
Aan de spits van de huizen der kegelvormige tolhorens bevindt zich een gat, waardoor de uitwerpselen afgevoerd worden.
In de familie der Neritacea zijn er buiten de afgebeelde zeebewonende Nerita ook vormen, die in het zoete water doorgedrongen zijn; ja, zelfs landbewoners heeft deze oerslakkengroep voortgebracht.
De tolhorens van het geslacht Turbo zijn overwegend in warme zeeën soortenrijk. Enige grotere vormen zijn belangrijke parelmoerleveranciers.
De riviermoerasslak uit onze Europese wateren kan zijn huis altijd bij verstoring met zijn deksel afsluiten. Hij is een slijkvreter, kan zich echter ook zonder voortbeweging voeden, doordat hij uit zijn ademwater stofvoer en plankton filtert. Een bewoner van modderig water is de kleine grotepluimdrager, die zijn gevederde kieuwen uit de kieuwholte steekt. De reuzenappelslak uit Zuid-Amerika heeft een amfibische levenswijze aangenomen. Zij zet haar eieren aan waterplanten boven de waterspiegel af.
Gewone alikruiken vindt men in grote aantallen aan de kusten van Europa in ondiep water aan het wadoppervlak, op wieren, stenen en palen, dikwijls ook buiten het water. Aan de Westeuropese kusten worden zij in grote aantallen gevangen en gegeten.