Gepubliceerd op 30-05-2019

Oorrobben

betekenis & definitie

Familie: Otariidae Oorrobben (Arctocephalus, Callorhinus, Otaria, Zalophus)

Oorrobben leven in de koude streken van beide halfronden. Evenals de walrussen kunnen ze de achterpoten naar voren onder het lichaam brengen en ook de voorpoten zover strekken, dat het lichaam vrij van de grond komt. Ze bewegen zich waggelend voort of zelfs in een weliswaar plompe, maar toch effectieve galop. Het uitwendige oor is bij de verschillende geslachten uiteenlopend, maar goed ontwikkeld, het beste bij de zeeberen. Oorrobben leven in grote kudden, waarin de oude stieren harems vormen, waarin tot 50 wijfjes bijeen zijn en die ze in heftige gevechten tegen indringers verdedigen. Onder de oorrobben komen haar- en pelsrobben voor.

De grootste haarrobben zijn de zeeleeuwen, Eumetopias jubata (Schreber), van Japan, Kamtsjatka, Pribilow-eilanden, Aleoeten en de westkust van Noord-Amerika tot Californië. Oude stieren worden tot 4 m lang, oude wijfjes tot 275 cm en wegen 450-590 kg, resp. 180-295 kg. Uit de van spek ontdane huid wordt lijm bereid. Hun naaste verwanten zijn de zuidelijke manenrobben. De oude stieren van deze dieren dragen een kraag van verlengde haren om de hals en voorste deel van het lichaam. Ook de californische-zeeleeuw is een haarrob en de bekendste en het meest in dierentuinen getoonde rob.

Ze maken rijkelijk gebruik van hun machtig stemgeluid. Ondersoorten leven in de Zuidjapanse Zee en op de Galapagos eilanden. Verwant zijn o.m. Neophoca cinerea (Peron) van Zuid-Australië, en Neophoca hookeri (Gray) van de kusten van Nieuw-Zeeland. De vacht van de eigenlijke pelsrobben bezit een dichte zachte onderwol en komt als sealskin in de handel, nadat de glanzende harde waterharen langs elektrische weg verwijderd zijn. In dierentuinen is de dwergpelsrob het algemeenst.

Het geslachtsonderscheid is bij deze dieren gering wat de grootte betreft. Andere soorten zijn Arctocephalus forsten (Lesson) en A. doriferus Wood Jones van NieuwZeeland, A. australis (Zimmermann), enz. De huiden van deze zuidelijke robben schijnen waardevoller te zijn dan die van de noordelijke robben, doch hun aantal is geringer. Het robbenbestand van het noordelijk halfrond wordt op 1,5 tot 3 miljoen exemplaren geschat. Negen maanden van het jaar leven ze uitsluitend in zee, komen dus helemaal niet op het land. Vanaf mei verschijnen de oude stieren op de verschillende eilanden in hun areaal.

In juni volgen de drachtige wijfjes en worden door de stieren in hun harems ondergebracht. Aanvankelijk werd het hele jaar door, ook op de in zee levende dieren gejaagd. Dat is nu gelukkig verboden, en aan land mogen slechts vanaf eind juli de overtallige tweetot vierjarige mannetjes worden gedood. Deze houden zich reeds, uit vrees voor de haremstieren, afgescheiden en kunnen dus, zonder de voortplantingsgemeenschap te verstoren, weggedreven, gedood en gevild worden.

< >