Orde Siluriformes Meervallen Families: Ictaluridae Katmeervallen (Ictalurus), Bagridae Stekelmeervallen (Mystus), Siluridae Echte meervallen (Silurus, Ompok, Kryptopterus), Schilbeidae Glasmeervallen (Physailia), Clariidae -Kieuwzakmeervallen (Clarias, Channalabes), Ariidae Kruismeervallen (Tachysurus), Chacidae Grootbekmeervallen (Chaca), Malapteruridae Siddermeervallen (Malapterurus), Mochokidae Veerbaardmeervallen (Synodontis), Doradidae Doommeervallen (Doras, Acanthodoras), Plotosidae Koraalmeervallen (Plotosus, Tandanus), Pimelodidae Antennemeervallen (Pimelodus, Sorubim), Callichthyidae Pantsermeervallen (Callichthys, Hoplosternum, Corydoras), Loricariidae Harnasmeervallen (Hypostomus, Stoneilla, Ancistrus, Loricaria, Farlowella)
Meervallen vormen de grootste groep zoetwatervissen, met de meest uiteenlopende lichaamsbouw en aanpassingen aan ieder milieutype. Ze zijn allen van baarddraden voorzien, bezitten gewoonlijk een, soms zeer grote vetvin, de huid is naakt of van beenplaten of stekels voorzien, terwijl echte visschubben ontbreken. De schedel is veelal van machtige huidverbeningen voorzien, en de kop neemt vaak een belangrijk deel van de totale lengte in beslag.
Meervallen komen in de meest verschillende watertypen van alle werelddelen voor, ze leven meestal in zoet water, hoewel een gering aantal soorten die wel steeds in zoetwater paaien in brak en zelfs zeewater voorkomt. Zover thans bekend is Zuid-Amerika het rijkst aan soorten, hoewel er een formidabel aantal bekend is uit Afrika en Azië.
De gewone meerval, een Euraziatische soort, kan tot 3 m lang worden met een gewicht tot 300 kg. Het is een formidabele rover. De kleinste soorten, niet meer dan een paar centimeter lang, leven parasitair. Er zijn dag- en nachtdieren, soorten die in het eeuwig donker van onderaardse grotten leven en bewoners van hooggelegen heldere en snelstromende bergrivieren, soorten uit modderpoelen en dichte planten-groei, en parasitair levende meervallen in de kieuwholten van grotere verwanten. De ene soort legt zijn eieren in een kuil, de andere draagt ze mee tussen huidpapillen en voedt de jongen uit het moederlichaam. Ook inwendige bevruchting komt voor. In de tropen zijn meervallen van grote betekenis als voedselvissen.
Van de naakthuidige katmeervallen is de dwergmeerval op enkele plaatsen in Europa verwilderd, als afstammelingen van aquariumexemplaren die daar blijkbaar werden uitgezet. De stekelstralen van rugvin en borstvinnen zijn geduchte afweerwapens die ook ons lelijk kunnen verwonden.
Een aantal Afrikaanse en Aziatische meervallen is zo doorzichtig als glas, en worden daarom glasmeervallen genoemd. In tegenstelling tot de meeste vnl. bodembewonende soorten, niet al te actief in hun bewegingen, zijn de glasmeervallen levendige bewoners van open water, die niet bij de bodem komen, hoewel ze toch een uitgesproken voorkeur hebben voor schemering.
Midden-Europa is het woongebied van de gewone meerval, een geweldige rover die zich bij voorkeur in meren ophoudt. De grootste exemplaren leven in de stroomgebieden van de Donau en de Russische rivieren. In Nederland was tot voor enkele tientallen jaren de Haarlemmermeer een gebied waar deze soort op strooptocht ging.
De kieuwzakmeervallen zijn aalgladde nachtdieren. Hun naam danken ze aan zakvormige uitstulpingen van de kieuwholte, welke als hulpademhalingsorgaan dienst doen.
De aalmeerval is van een nog meer gestrekte aalachtige lichaamsbouw. De vinnen zijn bij deze en verwante soorten bijna rudimentair. Vele meervallen, evenals ook de gewone meerval, oefenen een meer of minder intensieve broedzorg uit.
De kruismeervallen zijn zelfs muilbroedend, dwz. een van de ouders (de geslachten zijn vaak moeilijk te onderkennen) houdt de gelegde en bevruchte eieren in de muil totdat ze uitkomen. Veelal worden ook de jongen nog geruime tijd in de muil gehouden, veilig voor vijanden. De naam danken deze vissen aan de merkwaardige gelijkenis, van de onderzijde van het schedeldak, met Christus aan het kruis. De lokale bevolking beschildert dergelijke schedels en biedt ze dan aan toeristen te koop aan.
De grootbekmeerval is een opvallend gebouwde bodemvis, die overdag door zijn schutkleuren volkomen onzichtbaar op de bodem liggend, niet verdachte passanten met zijn grote muil plotseling opslokt.
Eerder maakten we reeds kennis met vissen die in het bezit zijn van een electrisch orgaan. Ook onder de meervallen