Gepubliceerd op 30-05-2019

Lepelaars en ibissen

betekenis & definitie

Familie: Threskiornithidae Lepelaars en ibissen Onderfamilies: Threskiornithinae Ibissen (Carphibis, Eudocimus, Geronticus, Hagedashia, Phimosus, Plegadis, Theristicus, Thrëskiornis), Plataleinae Lepelaars (Ajaia, Plataled)

Lepelaars en ibissen zijn waadvogels met eigenaardig gevormde snavels. Ibissen leven in kolonies in warme tropische gebieden. Alleen de zwarte-ibis komt ook in Europa voor en broedt bijvoorbeeld in de Donaudelta in 5000 paar. Ze zijn niet erg schuw en vliegen in karakteristieke lange linies achter elkaar van en naar de slaapplaatsen. Ze bouwen hun nesten vaak dicht opeen in wilgenstruiken, waar de jongen vaak gemeenschappelijk worden grootgebracht.

De rode-ibis is in vroeger jaren door sterke vervolging bijna uitgeroeid. Nauwe verwanten hiervan zijn de stekelibis, de bruine-ibis en de zwartmaskeribis, die elk in een ander gebied leven. De heilige-ibis was bij de Oude Egyptenaren het zinnebeeld van de góden en we vinden hem dan ook terug als mummie, als tempelversiering en als hiëroglyfe-symbool. Sedert 150 jaar komt hij in Egypte niet meer voor, maar in de rest van Afrika is hij nog wijdverbreid. De kaalkopibis broedde tot in de 17e eeuw in de Alpen, maar hij werd toen in Europa uitgeroeid. Pas in 1897 ontdekte men dat dit dezelfde soort was als de zogenaamd nieuw ontdekte kaalkopibissen aan de Rode Zee en de Euphraat.

Ook in Marokko komt hij op enkele afgelegen plaatsen voor, bij voorkeur aan steile rotswanden. Het bestand loopt echter overal sterk terug, zodat het verheugend is dat de dieren zich in dierentuinen gemakkelijk voortplanten.

Van de kleine groep van de lepelaars is vooral de Europese soort noemenswaard, die in tamelijk grote kolonies in Nederland (Naardermeer, Het Zwanenwater, Texel en Terschelling), in Oostenrijk aan de Neusiedlersee, Hongarije, Joegoslavië, Zuid-Spanje en in de Donaudelta broedt. Ze bouwen hun nesten tussen riet en lage wilgen, maar in Azië broeden ze in hoge bomen. De manier van voedsel zoeken is heel karakteristiek. De lepelsnavel wordt in ondiep water maaiend heen en weer bewogen, waarbij allerlei insekten, kreeftjes, slakken en visjes bemachtigd worden. De rodelepelaar is een zeldzame vogel, die met uitsterven bedreigd wordt en zich alleen nog kan handhaven op enkele zeer afgelegen plaatsen in Midden- en Zuid-Amerika.

< >