Familie: Iguanidae Leguanen (Amblyrhynchus, Anolis, Basiliscus, Brachylophus, Conolophus, Cyclura, Holbrookia, Iguana, Oplurus, Phrynosoma, Sauromalus, Uma).
De nieuwwereldlijke tegenhanger van de familie der agamen is die der leguanen. Merkwaardigerwijs vind men leguanen behalve in Amerika ook op Madagascar en op de Fidji en Tonga eilanden. Men kan aannemen, dat de leguanen op die Stille Oceaan eilanden met zeestromingen van Zuid-Amerika uit daar beland zijn. Op Madagascar zijn zij echter een overblijfsel uit het aardhistorisch verleden. De leguanen kennen kleine tot zeer grote vormen, steeds met goed ontwikkelde poten en een pleurodonten gebit, de anolissoorten hebben hechtlamellen onder de vingers en tenen zoals vele gekko’s.
Tot de grootste leguanen behoort de groene-leguaan. De jonge dieren zijn rovers en vangen insekten en andere kleine wervellozen, de oudere leguanen zijn echter voornamelijk planteneters. Meestal liggen zij op dikke takken in de boomkruinen boven een waterloop. Bij gevaar springen zij vaak in het water en zoeken, goed zwemmend en duikend, hun heil in de vlucht. Voorlopers van de leguanen hebben veraf gelegen eilanden zoals die der Galapagos, Tonga en Fidji bewoond. De zeehagedis van de Galapagos is de enige hagedissoort, die regelmatig de zee afzoekt en daar ook zijn voedsel vindt, namelijk algen en wieren.
De met deze voeding teveel opgenomen keukenzouten, worden door bijzondere zoutklieren aan de kop van de hagedis uitgescheiden. Ook de wrattenkophagedis der Galapagos-eilanden is een planteneter, hij vindt zijn voedsel echter op het land in de vorm van sappige plantendelen en zoete vruchten. De fiji-leguaan is nog verder naar het westen doorgedrongen en hoort op de Tonga en Fiji-eilanden thuis. Hij is een boombewoner zoals zijn neef, de groene-leguaan.
Ook op de Westindische eilanden leven grote leguanen. De neushoornleguaan van Santo-Domingo is een van hen. In de droge doornstruiklandschappen van die eilanden thuishorend, is ook hij als ouder dier voornamelijk een vegetariër. In Midden-Amerika en in noordelijk ZuidAmerika leven de basilisken, gedeeltelijk gekenmerkt dooreen hoge helm en rugkam, zoals bij de mannelijke groenebasilisk. In de droge gebieden van zuidelijk Noord-Amerika zijn de leguanen ook met veel soorten vertegenwoordigd. Vermeld wordt de forse chuckwalla, met zijn voorkeur aan hoge temperaturen bijzonder goed aan de levensvoorwaarden in de woestijn aangepast. De franjeteenleguaan is door zijn verbreedde tenen tot rennen op het losse zand en tot een effectvol ingraven in staat.
Verlaat de dove-leguaan zich ook op zijn snelheid, de padhagedissen blijven rustig zitten en vertrouwen op hun camouflagekleuren en op de beschutting van hun stekelschubben. De anolissen zijn in grote soortenovervloed op de Westindische eilanden en in Midden-Amerika vertegenwoordigd. Een soort, de roodkeelanolis, bewoont uitgestrekte gebieden in het zuidoosten der V.S., de grootste van zijn geslacht is de Cubaanse ridderanolis. Op Madagascar zijn de leguanen met twee geslachten vertegenwoordigd. De madagascarleguaan leeft op rotsen en op de stam-men van dikke bomen en is een knappe insektenjager.