Onderorde Oscines Zangvogels Familie: Alaudidae Leeuweriken (Alaemon, Alauda, Calandrella, Calendula, Certhilauda, Chersomanes, Eremophila, Eremopterix, Galerida, Lullula, Melanocorypha, Mirafra)
Bijna de helft van alle vogelsoorten behoort tot de echte zangvogels, die gekenmerkt zijn door 4-9 paar strottenhoofdspieren. De onderverdeling is tegenwoordig nog een veel omstreden zaak, maar we volgen hier de indeling van Peters, die in zijn „checklist“ van alle vogels van de wereld 45 families onderscheidt. De eerste groep die we noemen is die van de klapperleeuweriken, die genoemd zijn naar het houtachtig geroffel dat ze tijdens de baltsvlucht met de slagpennen voortbrengen. Daarnaast kennen ze ook een stijgende zangvlucht, hetgeen de struikleeuwerik ons laat zien. De langsnavelleeuwerik vertegenwoordigt enkele soorten met een opvallende dunne, lange snavel, die slechts kort opvliegen, om dan onder het voortbrengen van de fluittoon weer neer te dalen. Ze leven alleen of in paren, in tegenstelling tot de nauwverwante sjirpleeuwerik, die meestal in troepjes van 4-6 exemplaren rondtrekt.
De witbandleeuwerik doet denken aan een verkleinde uitgave van de hop. Hij zingt heel melodieus en leeft in woestijnen. Bij de witwangleeuwerik zijn in tegenstelling tot alle andere leeuweriken mannetjes en wijfjes verschillend gekleurd. Zij hebben een opvallend dikke, korte snavel, als van een vink. De kleinekortteenleeuwerik en de gangesleeuwerik bezetten geen territorium, maar leven in kolonies. In hun spiraalvormige zangvlucht imiteren ze ook geluiden van andere vogels.
De moorse-leeuwerik en de kalanderleeuwerik staan eveneens bekend om hun imitatievermogen. In de winter komen we bij ons langs de kust vaak kleine groepjes strandleeuweriken tegen. Zij komen van de noordelijke toendra’s en gebergten. De dikbekleeuwerik is in Zuid-Afrika een kultuurvolger geworden, evenals bij ons de kuifleeuwerik, die pas in de vorige eeuw in Europa is binnengedrongen. Als vogel van dorre streken en boomloze, droge steppen, zien we hem bij ons het meest op zandige braakliggende terreinen, langs in aanbouw zijnde wegen of rond flatgebouwen. De boomleeuwerik, een karakteristieke vogel van heidevelden met verspreide sparren, zingt graag ’s nachts, bij voorkeur vanaf een vaste zangpost, maar ook wel vliegend.
Hij brengt fraaie, melancholieke tonen voort. De veldleeuwerik geldt bij ons als het symbool van het voorjaar. Hij laat zijn jubelende zang over de velden klinken, als hij opstijgt tot 50 m hoogte. Bij het neerdalen ebt de zang geleidelijk weg, om bij de laatste paar meter in een paar karakteristieke afdalende tonen geheel te versterven. Deze soort heeft een zeer grote verspreiding.