Families: Helodermatidae Korsthagedissen (Heloderma), Lanthanotidae Dove varanen (Lanthanotus), Varanidae Varanen (Var anus)
In de hedendaagse dierenwereld zijn deze drie families, die door overeenstemming in bouw van schedel en skelet nauw bij elkaar horen, maar door elk één geslacht vertegenwoordigd. De Amerikaanse korsthagedissen zijn de enige giftige hagedissen, die er zijn. Evenals bij de gifslangen zijn bij het gilamonster en bij de Mexicaanse korsthagedis de speekselklieren van de onderkaak tot gifklieren omgebouwd, die het gif bij de onderkaaktanden uitstoten. Daar de korsthagedissen bij een beet lang vasthouden en kauwende bewegingen maken, kan genoeg gif in de door de tanden geslagen wonden binnendringen, om een kleiner prooidier te doden.
Ook voor de mensen is de beet van de korsthagedis gevaarlijk, doch een treffen met deze woestijnbewoner komt nauwelijks voor, bovendien zijn de korsthagedissen vredige dieren. Hun normale buit bestaat uit kleine zoogdieren, bodembroedende vogels, hun eieren en jongen.
De dove-varaan-van-Serawak (Borneo) is de enige vertegenwoordiger van zijn familie. Hij leeft verstopt in vochtige gronden, ook in laag water. Zijn ogen zijn onbeduidend klein. Zij hebben echter beweeglijke leden met een doorzichtig venster in het onderste lid. Overeenkomstig zijn gebit is de dove-varaan een rover, welke buit hij vangt, weten wij niet. De bijzondere zoölogische interesse, die de dove-varaan geldt, bestaat daaruit, dat hij de nauwste overlevende verwant der stamvorm van de slangen kan zijn. De slangen stammen namelijk niet van een der vele slangvormige hagedissengroepen af, maar van gravende, onderaards levende varaanachtige reptielen met gedegenereerde ogen en ledematen, waarvoor de dove-varaan model kon zijn.
De familie der varanen, een zeer oude groep in de tropische landen, bevat de grootste en forste hagedissen naast de krokodillen, met wie zij echter niet verwant zijn. Alle varanen zijn rovers, hebben een gebit met alleenstaande dolkachtige tanden, goed ontwikkelde poten met krachtige klauwen, een gespierde staart, die voor het zwemmen en voor het uitdelen van slagen tot afweer van vijanden ingezet kan worden, goede ogen en een diep gespleten, ver uitsteekbare tong. Alle varanen leggen eieren, die zij in een zelf gegraven hol aan de zonnewarmte overlaten.
De grootste en zwaarste varaan, de slechts op enige kleine eilanden in Indonesië voorkomende komodovaraan, behoort tot een echt oorspronkelijke soortgroep, die gekenmerkt is door de ligging van de ronde neusopeningen bij de snuitspits.
Tot dezelfde groep behoort ook de filippijnse-varaan en de bonte-varaan uit Australië en Nieuw-Guinea, beiden bereiken echter niet die afmetingen van de komodovaranen. Australië en Nieuw-Guinea zijn bijzonder rijk aan varaansoorten, de prachtige groene, boombewonende smaragdvaraan is hier afgebeeld. In zijn grijpstaart heeft hij nog een aangepast orgaan, om zich aan de takken in zijn milieu vast te klemmen. Op het Maleise schiereiland en op Sumatra is de zwarte-varaan thuis, die pas op latere leeftijd donker wordt en te herkennen is aan een veld vergrootte schubben op de nek.
In Zuid-Azië, van Pakistan in het westen tot Bengalen en Birma in het oosten, is de gele-varaan verspreid. In enkele gebieden komt hij samen met de woestijnvaraan voor, deze is echter meer een bewoner van droge gebieden en gaat veel verder naar het noorden en westen, tot in Zuid-Rusland, naar Klein-Azië en over de hele Sahara tot in West-Afrika. Met hem leren wij een speciale varaansoort kennen, wiens neusopening gleufvormig geworden is en dichter bij de ogen dan bij de snuitspits ligt.
In Afrika zijn de varanen ook nog met de steppenvaraan en met de nijlvaraan vertegenwoordigd. De nijlvaraan is in tropisch Afrika bijzonder wijd verbreid, en leeft vooral in de wouden langs de rivieren. Hij zwemt erg goed en vangt een deel van zijn prooi in het water. Jonge nijlvaranen vissen daar soms naar dikkoppen, oude varanen vangen zoetwaterkrabben en bijten ze stuk, in het juiste jaargetijde graven zij graag de nesten van krokodillen uit en decimeren hun legsel.