Gepubliceerd op 30-05-2019

Kevers (deel 4)

betekenis & definitie

Superfamilie: Macrodactylia [Families: Dryopidae Beekkevers (Dryops), Georyssidae (Geóryssus), Heteroceridae Oevergraafkevers (Heterocerus)] Superfamilie: Brachymera [Families: Byrrhidae Pillenkevers (Byrrhus, Cytilus), Dermestidae Spekkevers (Anthrenus, Attagenus, Dermestes)] Superfamilie: Teredilia [Families: Bostrychidae (Bostrychus), Anobiidae Klopkevers (Anobium, Hedobia), Ptinidae Diefkevers (Niptus, Ptinus)] De kleine beekkever vindt men bij of in het water, in het bijzonder in plassen. Hier loopt hij op planten en stenen heen en weer en klampt zich met zijn lange nagels aan de onderlaag vast.

Geóryssus bewoont eveneens de wateroever, is daar echter niet gemakkelijk te ontdekken, daar hij zich altijd met zand of aarde bedekt en zich bij gevaar dood houdt. Ook de oevergraafkevers zijn oeverbewoners, die in zelfgegraven gangen leven, waaraan zij ook hun naam te danken hebben.De kleine ronde pillenkever leeft van mossen en houdt zich graag dood, terwijl hij kop, voelsprieten en poten tegen het lichaam aandrukt en daardoor verstijven. De spekkevers en hun larven voeden zich met dode dierlijke substanties en richten in het huishouden grote schade aan, daar zij voorwerpen uit wol, hoorn en gelijke stoffen verwoesten. De larve van de tapijtkever leeft van wol in tapijten, die der pelskevers in het bijzonder van pelzen. Deze kevers ontmoet men vrij vaak in bontwerk, in de zomer echter ook buiten op bloemen, wier stuifmeel zij eten. Hetzelfde geldt voor de spektor, die tegenwoordig bijna over de gehele wereld verspreid is en op levensmiddelenvoorraden, zoals kaas en gedroogd vlees, te vinden is. Een bijzonder gevaar vormt deze kever voor verzamelingen in zoölogische musea, wier preparaten zij door hun onopvallende en verborgen levenswijze vernietigen.

De kleine kevers uit de superfamilie Teredilia, bijzonder door hun gestrekte en in dwarssnede ronde gestalte tot boren uitgerust, zijn regelmatige, schadelijke gasten in hout en voorraden. De houtboorkever leeft in eikenhout en vooral in voorwerpen, die uit dit materiaal vervaardigd zijn. Een zelfde levenswijze heeft de klopkever die in balken en meubels woont. Ze veroorzaken een kloppend geruis dat als doel heeft de geslachten bij elkaar te brengen en hun de naam „dodenuur“ gegeven heeft.

Hun larven maken in oude uit hout bewerkte voorwerpen veel gangen en holen. De groentekever en de messingkever zijn wijdverspreide, voor de consumptie schadelijke insekten, die van gedroogde planten dierprodukten leven en het hele jaar actief kunnen zijn.

< >