Familie: Macropodidae Kangeroes (Bettongia, Dendrolagus, Macropus, Onychogales, Setonix, Thylogale, Wallabid)
Deze familie omvat een aantal soorten, die in grootte variëren van de afmetingen van een rat tot die van een volwassen man, bij een reuzenkangeroe die zich opgericht heeft. De voorpoten of armen zijn veel korter en minder krachtig ontwikkeld dan de sterk gespierde achterpoten. Als de dieren zich gewoon voortbewegen zetten de dieren beurtelings beide voorpoten en beide achterpoten op de grond, waarbij de achterpoten zijdelings buiten langs de voorpoten worden geplaatst. Ze zitten vaak rechtop met hangende armen en steunen dan op de eveneens krachtig ontwikkelde staart. Bij snelle gang spelen de armen geen rol, met de krachtige achterbenen zetten ze zich af, en maken grote en hoge sprongen, daarbij geholpen door de ondersteuning en stuurinrichting van de staart. De reuzenkangeroe kan sprongen maken van 13 m en met een grootste hoogte van 3 m.
De grijze-reuzenkangeroe is een bewoner van lichte bossen en struikgewas, evenals de rode-reuzenkangeroe, het zijn de grootste levende vertegenwoordigers van de familie. Het mannetje van de rode soort is roestbruin, het wijlje van de meeste lokale vormen is grijsblauw. De geboorte van het jong is bij deze soort vaak waargenomen. Na een draagtijd van rond 33 dagen begint het wijfje de buidel schoon te Ukken. Vervolgens wordt de baringshouding aangenomen, met de staart tussen de benen naar voren gelegd, gelijktijdig met de handen de buidel openhoudend en een likspoor makend van cloaca naar buidel. Het uiterst kleine pasgeboren jong weegt slechts 0,75 gram, en kruipt in ongeveer drie minuten van de geboorteopening in de buidel.
Het wordt een jaar lang gezoogd, maar verlaat de buidel reeds na acht maanden. Het wijfje kan 1 of 2 dagen na de geboorte weer bevrucht worden, maar de bevruchte kiem blijft in de baarmoeder in rusttoestand zolang het eerste jong nog wordt gezoogd. Onder normale omstandigheden wordt het volgende jong geboren onmiddellijk nadat het voorafgaande de buidel heeft verlaten. De bergkangeroe of wallaroo is de derde grote soort. De mannetjes van alle drie soorten reuzenkangeroes zijn zeer strijdvaardig. De middelgrote soorten worden gewoonlijk wallabies genoemd, een vertegenwoordiger hiervan is de hier afgebeelde roodhalswallabie.
De kortstaartkangeroes hebben, zoals de naam reeds aangeeft, een zeer korte staart, waartoe o.a. ook de quokka behoort. De stekelstaartkangeroes maken op dezelfde manier gebruik van hun aan de wortel nauwelijks verdikte staart als hun grote neven; de staart is vrij slap doch in mindere mate dan bij de boomkangeroes. Zoals deze naam reeds zegt klimmen deze dieren in bomen die wat schuin staan, nestelen zich in takoksels en laten de slappe staart als balans omlaag hangen. Ze klimmen zeer onbeholpen. Hoewel vele kleinere kangeroesoorten sterk gedecimeerd zijn en worden bedreigd, komen de grote soorten in enorme aantallen voor; een duidelijke voedselconcurrentie speelt hier voor de schapentelers een zo grote rol, dat grote aantallen door pelsjagers worden af geschoten. Alleen reeds in Queensland werden tussen 1950 en 1960 meer dan 450.000 kangeroehuiden, voor schoeisel en kleding, verhandeld. Het diepgevroren vlees wordt in grote hoeveelheden uitgevoerd.