Gepubliceerd op 30-05-2019

Kamelen

betekenis & definitie

Familie: Camelidae Kamelen (Camelus, Lama)

De eeltpotigen, kamelen en lama’s zijn herkauwers, zoals bv. de herten en runderen, maar hun maag is principieel anders gebouwd. Hieruit kan worden afgeleid, dat herkauwen zich tweemaal onafhankelijk van het hoefdier-zijn heeft ontwikkeld. In ieder geval is het herkauwen een biologisch voordeel, dat de dieren in staat stelt, ook in het vrije veld, waar ze gemakkelijk een prooi van roofdieren worden, snel voedsel op te nemen om later op een veiliger rustplaats in alle rust hun voedsel nog ééns door te kauwen. Behalve in de minder onderverdeelde maag, zijn o.m. de aanwezigheid van een middenrifbeen, ovale, in plaats van ronde rode bloedlichaampjes en speciaal de eeltzolen kenmerkend voor deze groep. Ook ontbreekt een spanhuid tussen achterbenen en buikhuid. Alle kameelachtigen paren liggend, niet staand, zoals verder bij hoefdieren gewoonte is.

De geografisch oudste tylopoden-resten stammen uit het jong-Eoceen van Noord-Amerika. Thans zijn ze tot Noord-Afrika en Azië, en Zuid-Amerika beperkt. Alle soorten zijn door de eeuwen heen gedomesticeerd. Van drie soorten leeft de wilde stamvorm nog, de guanaco, en de vicuna in Zuid-Amerika, en de wilde kameel met restanten in twee geïsoleerde gebieden, in China en aan de Chinees-Mongoolse grens. De wilde stamvorm van de dromedaris is onbekend; hij komt nog slechts als huisdier voor. Het is niettemin mogelijk, dat beide kameelvormen uit eenzelfde wilde stam zijn af te leiden.

Alle kameelachtigen worden als lastdieren, dromedaris en kameel bovendien als rijen trekdieren gebruikt. Wol, melk en vlees zijn voorts belangrijke produkten van deze dieren. De dromedariskoe levert dagelijks 8-10 liter melk.

Rijdromedarissen kunnen per dag rond 120 km afleggen; de waardevolste zijn de witte rendromedarissen, de mehari’s, die zelfs 140 km aan kunnen. Lastdromedarissen leggen veel kleinere afstanden af, en hun draaglast mag bij woestijntochten niet meer dan 150 kg bedragen. Niettemin zijn lasten van 200 kg geen zeldzaamheid en zelfs kunnen krachtige hengsten tot 400 kg dragen. De Egyptische regering heeft echter een maximum gewicht van 250 kg voorgeschreven. Overal wordt onderscheid gemaakt tussen de stapvoets gaande zware, en de lichte snelvoetige rijkamelen. De dromedaris domineert in het Aziatische deel van het verspreidingsgebied, de rijdromedaris met hogere poten en langere, smallere kop in Afrika.

De echte-kameel is veel zwaarder gebouwd dan de dromedaris. Hij heeft twee bulten, in plaats van de ene van de dromedaris. Bovendien heeft hij een aan een kouder klimaat aangepaste dikke vacht, welke geschoren en gesponnen wordt. Het levert echter niet het zgn. kamelhaar, dat van geiten wordt verkregen. Een volwassen kameelkoe levert 6 kg, een hengst tot 9 kg en een jong dier 3-4 kg scheerwol op. De draagtijd is 390 tot 406 dagen.

Jonge dieren worden na 3-4 jaar aan werken gewend en krijgen na 4-5 jaar de volle last opgebonden om er 8-10 uur per dag bij een afstand van 25-30 km per dag mee af te leggen. Bastaarden worden gefokt, gewoonlijk uit een dromedaris-wijfje met een kameelhengst. De kruisingen worden groter en zwaarder dan beide ouders en hebben meestal slechts een zeer grote bult. De Zuidamerikaanse kameelachtigen zijn de lama’s of schaapkamelen. Ze hebben geen bulten. Zoals de eenhoevigen aan de binnenkant van de voorpoten, hebben de schaapkamelen aan beide kanten van de achterpoten de eerder genoemde klierkussens, „kastanjes“.

Alle soorten zetten hun ontlasting op gemeenschappelijke plaatsen af. Nog sterker dan hun achterneven uit de Oude Wereld plegen ze bij overlast afwerend en aanvallend te spuwen. We kennen thans nog twee wilde en twee huisdiervormen. De guanaco is een wild dier ter grootte van een edelhert. De vicuna is met een schouderhoogte van 80 cm, tegen een schouderhoogte van 120 cm bij de guanaco, duidelijk de kleinste in het wild levende soort, die wel wat weg heeft van een ree. De lichaamsbouw is voor beide dieren hetzelfde, hoewel de kop van de vicuna kleiner, sierlijker en driehoekiger lijkt.

De vicuna-schedel mist het ethmoidaalvenster dat alle drie de andere hebben. Kenmerkend is ook de bij de vicuna aanwezige lichte, brede, tot 35 cm lange zijdige haarwimpel aan hals en borst. De guanaco’s zijn zeer weerbare dieren met een sterk kudde-instinkt en zeer ondernemingslustig. Wellicht zijn het deze eigenschappen, samen met zijn ongevoeligheid voor temperatuurwisselingen en het grote aanpassingsvermogen, dat hen geschikt maakt om in kudden te houden huisdieren te zijn. De lama, die in de ijle lucht van het Andes gebergte alle andere dieren in de schaduw stelt, is de belangrijkste soort. De alpaca wordt in hoofdzaak als wolleverancier gehouden. In tegenstelling tot de gangbare opvatting, stelt de school van Herre, dat de alpaca niet van de vicuna is af te leiden, maar dat uit de vicuna geen huisdiervorm is ontstaan, en in ieder geval niet de alpaca, welke evenals de lama op de stam van de guanaco is terug te voeren.

Ondanks diverse pogingen is het niet gelukt om de kameel in Amerika opnieuw in te voeren. Dit wekt des te meer verwondering als we bedenken dat de kameel van origine uit de Nieuwe Wereld stamt. Vooral omdat een andere Amerikaan, het paard, wel met succes heringevoerd is.

< >