Families: Gobiidae Grondels (Gobius, Gobiichthys, Bathygobius, Stigmatogobius, Brachygobius, Lythripnus, Eleotris, Hypseleotris, Mogurnda, Carassiops, Typhlogobius, Periophthalmus, Boleophthalmus), Acanthuridae Chirurchijnsvissen (Acanthurus, Zanclus, Zebrasoma), Siganidae Konijnvissen (Siganus), Trichiuridae Rattestaartvissen (Trichiurus)
De grondels zijn voor het merendeel in het bezit van buikvinnen, die in een primitieve zuignap veranderd zijn. De meeste van deze vaak zeer kleine soorten leven in ondiep water in de nabijheid van de kust. Ook is er een hele groep van soorten die het zoetwater is gaan bewonen of daar regelmatig in verblijft. In wezen zijn het trage, solitair levende dieren. De mannetjes zijn vaak groter dan de wijijes. De eitjes worden door alle soorten in een gat in de bodem afgezet en door het mannetje bewaakt.
Hun voedsel bestaat uit allerlei kleine dieren die op de bodem leven. De enkele grote soorten, zoals uit het geslacht Eleotris, kunnen tot 60 cm lang worden en zijn allemaal rovers. De zwartegrondel leeft aan de Europese Atlantische kust. Deze soort zet zijn eitjes af tegen het plafond van zijn hol. Het geslacht Bathygobius, wijd verbreid langs alle tropische kusten, omvat vaak zeer mooi gekleurde soorten, terwijl we in het geslacht Stigmatogobius meer interessante soorten vinden, zoals bv. de celebes-grondel. De blauwbandgrondel leeft verscholen op grotere diepten.
De prachtgrondel geldt als een van de allermooiste vissen. Dit diertje kan naar verkiezen zijn kleur helder laten oplichten om dan weer langzaam te verbleken. De geelbandgrondel wordt ook wel zeer treffend bijtje genoemd, omdat ze door hun geelzwarte ringen inderdaad een grote gelijkenis vertonen met de tekening van deze insekten. Ze leven in braken zoetwater. Als aquarium vissen zijn ze graag gezien, maar zijn echter zeer moeilijk te houden.
De slapergrondels of slapers bezitten geen zuignap. De vaak veel grotere soorten liggen meestal stil op de bodem, hieraan hebben ze dan ook hun naam te danken. De afrikaanseslaper is een kustbewonende vis, die echter ook ver de rivieren optrekt. Enkele soorten uit het geslacht Hypseleotris, zoals bv. de celebes-slaper, hebben zich helemaal aangepast aan het leven in zoetwater. Ze geven de voorkeur aanhelder water. Overigens zijn het uitgesproken schoolvissen uit de open zee.
Ook in Australië vinden we uitgesproken zoetwater vormen, zoals de australische-slaper en de prach-tige roodstaartgrondel. Veel grondels wonen met andere dieren samen. De merkwaardige blinde-grotgrondel van de westkust van de Verenigde Staten deelt met de molskreeft zijn hol. Weer andere soorten vluchten in de schelp van grote levende mosselen. Verbazingwekkende levende wezens zijn enkele aan het leven op het land aangepaste grondels, nl. de slijkspringers en de telescoopogen. Een voorwaarde voor deze levenswijze is een zeer vochtige lucht.
De telescoopogen zijn noch niet in staat om het water te verlaten, zij leven echter wel in water dat slechts centimeters diep is. De slijkspringers leven in scholen op de stranden en wadden in het mangrovewoud. De ogen liggen bij hen hoog op de schedel en de borstvinnen zijn tot gehoororganen vergroeid. De kieuwopeningen zijn geheel naar de onderkant van de keel geschoven. Hun voedsel bestaat uit allerlei kleine dieren, die ze maar kunnen vangen, vooral insekten. Ze kunnen zich op het droge zeer snel voortbewegen.
De chirurchijnsvissen hebben een zijdelings afgeplat lichaam, dat meestal min of meer schijfvormig is. Een deel van hen bezit aan de staartwortel een uitklapbare mes-scherpe stekel. Deze stekels zouden grote overeenkomst vertonen met de gereedschappen die men vroeger gebruikte om iemand ader te laten. Alle soorten leven in warme zeeën en worden maar zelden in de gematigde zeeën waargenomen. Op de koraalriffen zijn zij eveneens talrijk. Enkele soorten worden hoofdzakelijk in scholen waargenomen, andere daarentegen weer als solitaire dieren.
Omdat we onder hen zeer mooi getekende en gekleurde soorten vinden, hebben ze ook hun weg naar het aquarium gevonden. Ze zijn daar echter zeer moeilijk te houden, omdat ze in zee voornamelijk van plantaardig voedsel leven. Tegenwoordig is de naam chirurchijnsvis een beetje in onbruik geraakt en ze worden daarom tegenwoordig met de moderne benaming voor dit beroep aangeduid. De „blue tang“ is een bijzonder mooie in losse scholen zwemmende soort. De zebrasnuit heeft een bijna cirkelvormig lichaam met een hoge rugen aarsvin. De verschillen tussen de jonge en oudere dieren kunnen vaak zeer groot zijn.
In vele vormen kennen we de zeer mooie pincetvis. De afbeelding is dan ook niet gemaakt naar één exemplaar, maar is meer abstrakt. Zo nu en dan wordt deze vis weer eens voor korte tijd in de aquaria getoond.
De konijnvissen hebben een mond, die inderdaad wel wat weg heeft van de mond van deze kleine knagers en is, evenals bij deze, altijd in beweging. Ook zij zijn planteneters. De meesten bezitten een tekening die zeer interessant is door het vaak boeiende lijnenspel.
Vreemde rovers zijn de rattestaartvissen, die in alle warme delen van de oceanen voorkomen. De kleine spitse kop heeft een zeer grote mondopening met zeer, sterke tanden. Verdwaald is de rattestaartvis ook bij de Britse eilanden gevangen. Zij zijn echter zeer gevoelig voor kou. In koude nachten spoelen op de Nieuw-Zeelandse stranden soms duizenden exemplaren van deze vissen aan.