Superorde Selachoidei Haaien Families: Hexanchidae Grauwe Haaien (Hexanchus), Carchariidae Zandhaaien (Carcharias), Scapanorhynchidae Neushaaien (Scapanorhynchus), Isuridae Haringhaaien (Lamna, Isurus, Carcharodon), Cetorhinidae Reuzenhaaien (Cetorhinus), Alopiidae Voshaaien (Alopias), Rhincodontidae Walvishaaien (Rhincodon), Oretolobidae Zooghaaien (Ginglymostoma), Scyliorhinidae Honds-haaien (Scyliorhinus), Triakidae Toonhaaien (Triakis, Mustelus), Carcharinidae Mensenhaaien (Prionace, Galeocerdo, Galeorhinus), Sphyrnidae Hamerhaaien (Sphyrna), Squalidae Doornhaaien (Squalus), Dalatiidae Valse doornhaaien (Somniosus), Squatinidae Schoorhaaien (Squatina).
Gemeenschappelijke kenmerken: wervellichamen steeds aanwezig, evenals een heterocerkale staartvin, dwz. dat de beide lobben ongelijk groot zijn; de bovenste is doorgaans belangrijk groter dan de onderste lob. De voortplanting geschiedt, na een inwendige bevruchting, door middel van eieren of levende jongen (ovovipaar). Voor het voeden van de embryo’s zijn voor een deel organen aanwezig die overeenkomst vertonen met de placenta (moederkoek) van de zoogdieren. Ademhaling geschiedt met behulp van kieuwen. Er is geen gemeenschappelijk kieuwdeksel aanwezig, doch iedere kieuwboog heeft een eigen kieuwspleet naar buiten. Bijna alle, ongeveer 250 bekende soorten zijn zeevissen, en in hun rijen horen de grootste thans levende vissen thuis.
De 4 m, zelden tot 8 m lange grauwe-haai wordt tot de oorspronkelijkste haaien gerekend, met nog 6 tot 7 kieuwspleten. Overdag rust deze soort op de bodem en gaat pas in de nacht op roof uit. Hij voedt zich vnl. met vissen en kreeften. Het merendeel hoort tot de echte haaien, met slechts 5 kieuwspleten.
De zandhaai is algemeen in de ondiepere warme kustwateren, aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Hij bereikt een lengte van ongeveer 3 m en geldt plaatselijk als zeer gevaarlijk. De neushaai, met zijn merkwaardig verlengde neusachtige bovenkaak, is daarentegen een bewoner van de diepzee, die ondanks zijn grootte (4 m) slechts van enkele plaatsen in de warme zeeën bekend is.
De familie der haringhaaien omvat zeer snelzwemmende en in open zee rondschuimende soorten. Een uiterst berekend zwemmer is de makreelhaai uit de warmere zeeën, nauw verwant aan de verder noordelijk levende haringhaai. Deze laatste is de enige soort die onder aan de staartsteel twee stabilisatievinnen heeft. Ook de gevreesde mensenhaai hoort in deze familie thuis. Het zijn allemaal vraatzuchtige rovers, waarbij de haringhaai zelfs zover gaat, dat hij netten van vissers stukscheurt om bij de gevangen vissen te kunnen komen. De mensenhaai is eveneens een visrover, die zich echter zoals vele andere soorten kunnen doen bij voordoende gelegenheden, aan badenden of schipbreukelingen vergrijpt.
Plaatselijk schijnen bepaalde populaties van deze haaien zich op de mensenjacht te specialiseren. De haringhaaien bereiken allen een aanzienlijke lengte, maar de men-senhaai wint het toch met een gerapporteerde lengte van 12 m. Alle drie hiervoor genoemde soorten zijn levend-barend, en ze kunnen per paarperiode tot 30 jongen vóórtbrengen.
De voshaai, uit de familie Alopiidae, is een van de weinige soorten die soms plaatselijk langs de Noordamerikaanse oostkust massaal optreden; ze worden dan als consumptievissen gevangen. Soms horen we wel de naam drijfhaai, die verband houdt met hun gewoonte om, door slagen met de bovenste staartlob op het zee-oppervlak, de prooidieren op te jagen en bijeen te drijven.
Een geweldig grote vis is de reuzenhaai, die een lengte van meer dan 14 m kan bereiken. Zeer merkwaardig is zijn levenswijze. Deze reus is nl. geen roofvis meer, maar voedt zich echter met plankton. Met dit doel zeeft hij reusachtige watermassa’s met behulp van een speciaal daartoe ingerichtte kieuwzeefapparatuur op de aanwezigheid van kleine organismen. De reuzenhaai komt in alle zeeën voor, doch geeft de voorkeur aan de tropische gebieden. Vanwege zijn grote waardevolle lever wordt dit dier nog overal met de harpoen gejaagd.
De lever kan een gewicht van 400 kg hebben en tot 2.000 liter olie leveren. De olie wordt vooral industriëel verwerkt.
Van vergelijkbare grootte is de walvishaai, welk dier vaak dicht onder de waterspiegel wordt gezien, ijverig jacht makend op jonge vis, inktvisjes, kreeftachtigen en andere kleine organismen. Ook hier is een kieuwzeefapparaat ingeschakeld om grote hoeveelheden water van hun kostbare inhoud te ontdoen.
Sportduikers rapporteren vaak de zooghaai, een slechts ongeveer 3,5 m lange soort met een relatief gedrongen lichaamsbouw. Het is een nachtdier, dat zich overdag graag tussen koralen ophoudt. Ze voeden zich met kleinere ongewervelde dieren. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan twee korte baarddraden.
Kleine bont getekende kathaaien kunnen we overal langs de kusten op het continentale plateau vinden. In onze streken komt vooral de fijn getekende soort voor, welke rond Helgoland bij tijden veelvuldig wordt aangetroffen.
Het is een zeer aantrekkelijke en interessante soort die in de meeste publieke aquaria wordt gehouden, gevangenschap goed verdraagt, en zich zelfs spontaan in de bakken voortplant. De vierhoekige eieren zijn met een geelbruine, chitineuse huid overtrokken. Ze hebben aan alle vier hoeken een lange soepele draad, waarmee ze zich vasthechten aan zeeplanten en andere objecten, waarbij de draad zich spiraalvormig krult en hard wordt. De meestal lege omhulsels van de eieren worden regelmatig langs de zeestranden gevonden. Tot de groep toonhaaien hoort ook de mooi getekende luipaardhaai of panterhaai, die soms veelvuldig langs de westkust van Noord-Amerika voorkomt. Het is eveneens een kleine soort, die het in grote aquaria goed doet.
De gladde-haai, hieraan verwant, is een tot 1,5 m lange levendbarende soort, die langs vele kusten soms talrijk kan voorkomen; het zijn alleseters. In de zomer trekt deze, toch typische bewoner van de Amerikaanse Atlantische kust, via het Kanaal naar Helgoland. Het is een belangrijke leverancier van levertraan.
De tijgerhaai is een ongehoord gevaarlijke en onvoorstelbaar vraatzuchtige soort, die zelfs onverteerbare voorwerpen, kolen, lege blikjes, enz., opslokt. Hij houdt zich veel op in de nabijheid van schepen, en in de tropen maakt hij havens en badplaatsen als mensenrover onveilig en wordt, zelfs meer nog dan de mensenhaai, als de gevaarlijkste soort beschouwd. Ze kunnen tot 6 m lang worden. In de Noordzee geldt de hondshaai tegenwoordig als geliefkoosd object voor de zeehengelsport. In hengelsportbladen wordt vaak zelfs reklame gemaakt voor de jacht op „grondhaaien“. Het is verder een soort zonder economische betekenis.
In deze familie hoort verder de grote, algemeen bekende blauwe-haai thuis, een soort die overigens algemeen in alle warme en gematigde streken voorkomt. Het is een typische bewoner van de wijde open zeeën die zich niet vaak in de nabijheid van kusten waagt. Het donkere blauwgroen van de rug en bovenste helft van de flanken contrasteert opvallend tegen het vuil wit van buik en onderste lichaamshelft. Van onderaf gezien steekt de lichte kleur niet af tegen het daglicht, terwijl van bovenaf gezien de blauwe kleur samensmelt met de kleur van het water. Ze bereiken een lengte van ca. 6 m. Het is een soort die vaak als „mensenhaai“ wordt aangeduid, omdat hij inderdaad als de meeste haaien een gemakkelijke prooi zijn neus niet voorbij zal laten gaan. De in de laatste jaren door haaien aangevallen mensen in het Middellandse zeegebied zijn vermoedelijk slachtoffers van deze soort geworden.
Een zeer agressieve soort blijkt de hamerhaai te zijn, welke door zijn merkwaardig gevormde kop altijd duidelijk te herkennen is. De ogen zitten op de naar beide zijden uitgegroeide kopverbreding. Ze worden tot 5 m lang. Hij leeft bij voorkeur in de ondiepere wateren van de continentale plateaus.
Voor de visserij is de doornhaai, familie Squalidae, een belangrijk object. Ze danken hun naam aan de krachtige stekel die zich voor ieder van de twee rugvinnen bevindt. Ze worden slechts ongeveer 1 m lang en ten hoogste 9 kg zwaar, maar zijn niettemin gezocht, en worden vaak als ,,zee-aal“ op de markt gebracht.
Van de valse-doornhaaien, familie Dalatiidae, is de groenlandse-haai de bekendste soort. Ze worden tot 7,5 m lang, en hun vraatzucht kan het best worden afgeleid van de hele robben die in hun magen zijn aangetroffen. Zoals hun andere naam ijshaaien reeds aangeeft, leven ze in koude zeeën. Ze zijn van enige betekenis als leverancier van levertraan. Verdwaalde exemplaren worden soms in de Noordzee buitgemaakt.
De schoorhaaien zouden we kunnen zien als een schakel tussen haaien en roggen. Het meest nabij komen de zeeengels of haairoggen. De Europese zeeëngel wordt 2,5 m lang en bewoont bij voorkeur de ondiepere zeeën, zonder echter dieper water te mijden. Hoewel een vrij ongevaarlijke soort, kan een gevangen dier gevaarlijk toebijten. Het is eveneens een levendbarende haai.