Familie: Crotalidae Groefkopadders (Agkistrodon, Bothrops, Crotalus, Lachesis, Sistrums, Trimeresurus)
De groefkopadders bezitten dezelfde gebouwde giftanden en gifklieren als de adders, doch bezitten bovendien een gepaard orgaan tussen ogen- en neusopening, dat als temperatuurzintuig functioneert. Dit gepaarde orgaan (groeforgaan) kan de warmtestraling van de prooi waarnemen, zodat ook in absolute duisternis een trefzekere beet mogelijk is.
Tot de groefkopadders behoren zeer bekende vertegenwoordigers als de ratelslangen, waarvan de gewone-ratelslang, de diamantratelslang en de massasauga afgebeeld zijn. De ratelslangen zijn prairiebewoners, het doordringende ratelen is als waarschuwing voor grote vijanden, zoals bizons bedoeld. Ook de Zuidamerikaanse jararacca-grijpstaartslang en eveneens de uit tropisch Zuid-Amerika afkomstige bosmeester, de grootste soort der groefkopadders, vibreren met de staartpunt, als zij opgewonden zijn.
In Azië worden de groefkopadders door de lanspuntslangen vertegenwoordigd, waarvan de groeneen de aziatischelanspuntslang afgebeeld zijn, verder door enkele soorten van het geslacht Agkistrodon. De koperkopslang, een waterminnende soort komt uit zuidelijk Noord-Amerika, de haly’s-mocassinslang bewoont een groot gebied van Centraal-Azië tot de Japanse eilanden. Adders en groefkopadders zetten hun dodelijk wapen alleen in bij buitverovering en bij verdediging. Bij twisten tussen soortgenoten wordt een onbloedig tournooi opgevoerd, waarbij de beide rivalen zich oprichten en de tegenpartij tegen de grond proberen te drukken. Wie het eerst vermoeid is, gaat weg.