Gepubliceerd op 30-05-2019

Dwergantilopen

betekenis & definitie

Onderfamilie: Neotraginae Dwergantilopen (Neotragus, Oreotragus, Ourebia, Raphicerus, Rhynchotragus)

Dwergantilopen worden ongeveer zo groot als een haas, hebben een gedrongen gestalte die niettemin sierlijk is. Evenals de duikers hebben ze een ronde rug en overhangend kruis. Alleen het mannetje heeft hoorns, die niet meer dan 12 cm worden. Een voorhoofdsschoffel en nevenhoeven ontbreken. Tussenklauwklieren zijn aanwezig. De wijfjes hebben vier tepels.

Dwergantilopen leven in bossen, oerwouden en wouden met dichte ondergroei, op droge en natte bodem tot op 2000 m hoogte. Ze schuwen menselijke nederzettingen niet en dringen vaak de plantages binnen. Het zijn schemerings- en nachtdieren, die zich met bladeren voeden. Ze komen solitair, paarsgewijs of in families voor.

De iets grotere dwergspringers of dik-diks zijn hetzelfde gebouwd; ze hebben kleine nevenhoeven. Ze leven in de zandig-woestijnachtige en rotsachtige streken in het beboste tot open landschap tot op 3000 m hoogte en zijn trouw aan hun standplaats. Het zijn dagen schemeringsdieren, die op het heetst van de dag tussen de begroeiing schuilen. Ook zij leven solitair, in paartjes of in families; vermoedelijk zijn de paartjes elkaar levenslang trouw. De klipspringers zijn antilopen zonder manen of schoffel, maar met achterklauwen. De krachtige lopers eindigen in gespitste, steil loodrecht staande hoeven.

De grote ogen zijn door een kale ring omgeven. Daarvoor ligt een reusachtige oogklier, die doorlopend een dikke gele vloeistof afscheidt, welke zich als een gele prop van zalfachtige consistentie vastzet. Wordt het hem te lastig, dan wrijft het dier met de klier langs twijgen en takjes, en probeert een takje in de klier te drukken, waarop een dunne vloeistof gaat stromen. Deze stof wordt overal in de omgeving aan vooruitspringende rotsen, boomstammen en laaghangende takken afgewreven en dient tevens als territoriummarkering en voor het wederzijds oriënteren van de paartjes. De vloeistof is aromatisch. De vacht is hard en bros en het haar heeft van alle zoogdierharen de geringste breuk- en trekvastheid.

De steenbokken van de Zuidafrikanen zijn er om bekend, dat ze bij gevaar in holen van aardvarkens en andere dieren vluchten. De oribies leven eveneens enkel, paarsgewijs, of in familieverband, vaak ook in kleine troepen die vermoedelijk uit meerdere families bestaan. Het wijfje kan tweemaal per jaar een jong werpen.

< >