Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GLASSCHILDERKUNST

betekenis & definitie

Slechts spaarzame resten van de G. zijn in Frl. bewaard gebleven. Oorspr. moeten adellijke staten en vooral de kerken vele specimina hebben bezeten.

Het Fr. Museum en het Princessehof bewaren nog enkele ruitjes.

Yan de i8de-eeuwse Sneker glazeniers Y. en J. Staak en Th.

H. Gonggrijp e.a. zijn er ramen in de kerken van Oudega (Smallingerland) (1717), Balk (1728), Surhuizum (1734), Drachten (1743), Oudkerk (1744), Engwierum (1746), Akkrum (1761-62), Idaard (1774), Goïngarijp (1770), Scherpenzeel (1788), Wartena (1789), Oudemirdum (1790), Suameer (1790).

In de revolutietijd is veel vernietigd. Het was immers gewoonte, dat de adellijke heren van grietenij en prov. ook glazen gaven en deze met hun wapens lieten versieren.

Uit de 19de eeuw is weinig bekend. Eerst in deze eeuw komt er weer een opleving (o.a.

J.

Haasdijk, J.

Popma en C. Reisma).Zie: V.A. (1899), 182-188; W. Bogtman, Ned. Glasschilders (Amsterdam 1944); Historia xv (1950), 240-246.

< >