Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Wittewierum

betekenis & definitie

Dorp in de gemeente Ten Boer tussen Ten Post en Woltersum.

In de late Middeleeuwen stond hier het klooster Floridus hortus of Bloemhof. De abdij werd onder leiding van Emo van Huizinge afgesplitst van Rozenkamp waar de vrouwen bleven; in 1217 opgenomen in de premonstratenzerorde. In 1238 begon de bouw van een nieuwe kloosterkerk gewijd aan Maria, Johannes en Vitus, uitvoerig beschreven door Menko. De parochiekerken van Wittewierum, Westeremden, Scharmer, Uithuizen en Krewerd waren geïncorporeerd. De abt was opperste schepper van de Drie Delfzijlen. Het Wittewierummerhuis in de Popkenstraat, hoek Schoolstraat was het stadshuis van dit klooster dat na de opheffing van de abdij in gebruik werd genomen door het Fraterhuis.

De abdij werd bij de oprichting van het bisdom Groningen daarbij geïncorporeerd: de abt werd domproost, de monniken, ontslagen van hun kloostergelofte, werden wereldlijke priesters. De geschiedenis van het klooster in de 13de eeuw werd beschreven door de abten Emo en Menko en voortgezet door en onbekende derde (-1296). Er moeten een scriptorium en een bibliotheek geweest zijn.

De kerk is gebouwd in 1863 op een deel van de grondslagen van de kloosterkerk. Het interieur bevat een opzetstuk van een bank (eind 17de eeuw), rouwborden voor Lammert Schotto Rengers en zijn echtgenote (beiden overleden in 1779), dertien grafzerken (de oudste uit 1558) en de grafkelder uit 1770 van de familie Rengers, alle uit de vroegere kerk afkomstig. Voorts een preekstoel en banken uit 1863, rijkelijk voorzien van gietijzeren ornamenten.

Bij Wittewierum hebben een drietal borgen gestaan, die op den duur in handen kwamen van de familie Rengers ten Post. Op de borg Tuwenga woonde de kroniekschrijver Johan Rengers van ten Post (1542-1626). Zowel Tuwenga (1788) als de borg Tammingahuizen (1765) zijn geheel verdwenen. Van de borg Oldenhuis is het terrein nog duidelijk herkenbaar.

In 1289 vermeld als Werum en in 1445 Wyttewerum. Witte heeft betrekking op de witte kledij van de monniken, wierum = nederzetting op de hoogte.

Lit.: H.P.H. Jansen en A. Janse, Kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum (Hilversum 1991); Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 493-502; A.W. Wybrands. De Abdij Bloemhof te Wittewierum in de dertiende eeuw (Amsterdam 1883).

< >