Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Rottum

betekenis & definitie

Gron.: Röppen.

Wierdedorp in de gemeente Eemsmond ten Z. van Usquert.

Het voormalige klooster in Rottum was een benedictijnenabdij, gewijd aan de H. Juliana. Stichter en stichtingsdatum zijn onbekend. De eerste vermelding dateert van 1226. In 1458 werd de abt van Rottum ook proost van de proosdij Usquert. De abdij beschikte over ongeveer 1.180 ha en een stadshuis in de Ebbingestraat WZ te Groningen.

Het klooster werd in 1569 en 1587 overvallen, de bewoners weken daarna uit naar hun stadshuis. In 1855 werd het oude kloostergebouw, dat nog als school functioneerde, verbrijzeld. Volgens een 19de-eeuwse bron (Zuidhof) was die dag een ware feestdag. Van het puin werd een weg gemaakt: ‘Het einde goed, alles goed.’ In 1885 is de kloosterkerk eveneens afgebroken. Van het klooster was het eiland Rottumeroog, óók vaak alleen Rottum genoemd. De boerderij Langenhuis (Doodstilsterweg) was tot 1594 een kloosterboerderij, blijkens de gevelsteen in 1624 verbouwd, waarbij van kloostersteen gebruik is gemaakt. In 1855 werd er ingrijpend verbouwd, waarbij men op de stoffelijke resten van pater Henrick de Vrede stuitte; deze werden in de boerderij herbegraven.

De huidige kerk is in 1889 gebouwd. De 17de-eeuwse preekstoel en het orgel (N.A.G. Lohman, 1862) komen uit de vroegere kerk. De oude naam is Rotton = Rood Heem.

Lit.: G. de Boer, Geschiedenis van de gemeente Kantens: Struunn door Kantens, Rottum, Stitswerd, Zandeweer, Eppenhuizen en Doodstil (Bedum 1997); W.J. Formsma, ‘De verhouding van het klooster Rottum tot het voorwerk Bethlehem en het kerspel Eelswerd', GVA 1959, 88-93; Volkers, De geschiedenis van het oude dorpje Rottum tot 1836 (Apeldoorn 1938); D.E. Zuidhof, Geschiedenis van het oude dorp Rottum, en andere bijzonderheden (Uithuizen 1857).

< >