Orgelmakersfamilie. Heinrich Hermann Freytag (Hamburg 1759 - Groningen 1811) werkte als orgelmaker in ons land eerst bij A.A.
Hinsz. Enige jaren na diens overlijden (in 1785) werd hij compagnon van Hinsz’ stiefzoon en opvolger Frans Caspar Schnitger jr. Belangrijke orgels uit die periode: Bierum (1792), Zuidbroek (1795) en Bellingwolde (1798). Nadat Schnitger jr. in 1799 was overleden zette Freytag het bedrijf alleen voort; hij stond bekend als een groot vakman en een voortreffelijk intonateur; belangrijkste instrumenten o.a. Finsterwolde (1808), Noordbroek (1809, verbouw Schnitger-orgel), Oostwold (1811) en Warffum (1812; voltooid door J.W. Timpe).
Van zijn huisorgels zijn ook enige exemplaren bewaard gebleven, o.a. te Lellens (in de 19de eeuw verbouwd). Het bedrijf werd na zijn overlijden eerst voorgezet door zijn weduwe en vanaf 1816 door zijn zoon Herman Eberhard (Groningen 1796 - Peize 1869), aanvankelijk samen met diens broer Barthold Joachim (Groningen 1799 - Groningen 1829). Belangrijkste werkzaamheden: Groningen, lutherse kerk (1852, Rugwerk), Borger, hervormde kerk (1858) en Eexta, hervormde kerk (1862, verbouw bestaande orgel). H.E. Freytag beëindigde zijn werkzaamheden in 1863. Het nog in zijn bezit zijnde archief (of delen daarvan) van Arp Schnitger is na zijn dood spoorloos verdwenen.Lit: J. Jongepier, ‘Iets over de fronten van Freytag (en Schnitger jr.)’, Het Orgel 86 (1990) 65-73; K. Tiggelaar, Freytag en Snitger in Compagnie (Oostwold 1990).