Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Korn, körner

betekenis & definitie

1. korrel; koren, graan; rogge; korenbrandewijn; korrel, vizier (van een geweer); (v. munten) fijnheid, gehalte; einen aufs Korn nehmen, iem. op de korrel nemen; vom alten Schrot und Korn, v. d. oude stempel.

2. einen Korn trinken, een glas jenever drinken, een borrel pakken.

< >