Geboren 28 Februari 1812, overleden 16 Augustus 1879, was theologisch hoogleeraar aan het Amsterdamsch Athenaeüm 1846—1877, en aan de gemeentelijke Universiteit 1877—1879. Man van smaak en kunstzin als hij was, heerscht over zijn meesterschap op het gebied der Nederlandsche kerkgeschiedenis slechts één gevoelen.
Door methodische bronnenstudie heeft hij op dit gebied der wetenschap school gemaakt. Baanbrekend was, na zijn Geschiedenis van het kerkelijk leven der Christenen gedurende de zes eerste eeuwen, zijn: Kerkgeschiedenis van Nederland vóór de Hervorming.
Ook verscheen onder redactie van hem en B. ter Haar en E. B.Swalue het populaire werk: Geschiedenis der Christelijke kerk in Nederland, in tafereelen.
Zijn rede: De idee der Universiteit in hare historische ontwikkeling, Amsterdam 1874, heeft bij de oprichting der Vrije Universiteit dienst gedaan ter handhaving van het recht tot Universiteitsstichting.