(geboren 1790 te Rotterdam en aldaar gestorven 1844), was een leerling en vriend van Tollens, van wiens in dien tijd zeer gewaardeerde „huiselijke poëzie”, hij een der bekende navolgers was. Zijn naam vestigde hij met zijn dichtstuk De gouden bruiloft (1825), een breed, maar rustig schilderend verhaal van Hollandsche huiselijkheid en familievreugde in drie tafereelen (morgen, middag en avond van den feestdag), dat een eenvoudig, maar duidelijk beeld geeft van de toenmalige verhoudingen, ’t Eigenaardige in Messcherts figuur is, dat hij, ofschoon bevriend met Tollens en mede vertegenwoordiger van diens literaire richting, een overtuigd aanhanger was van het Réveil, dat in zijn literaire openbaring van die richting veelszins de tegenstelling is.
Hij verkeerde regelmatig in den kring van Da Costa, Capadose, Heldring en de hunnen, wier denkbeelden vreemd waren aan de Tollens-godsdienstigheid.